door Joekie van Gogh en Maurice Mooibroek 

| advocaten bij respectievelijk MediRisk en KBS Advocaten

Een paar gedachten over 
het deskundigenonderzoek in medische beroeps-
aansprakelijkheidszaken

Leren en inspireren

Partijen kunnen door middel van formulering van (suggestieve) vragen een aanzienlijke invloed proberen uit te oefenen op de denkrichting van de deskundige en daarmee de uitkomst van een onderzoek. Van belang is dus in de eerste plaats dat een vraagstelling voldoende duidelijk, relevant en volledig is geformuleerd, geschikt om het meningsverschil tussen partijen te beslechten.

Resumerend zijn partijen dus in beginsel gebonden aan een gezamenlijk aangevraagd deskundigenrapport.
Uit de rechtspraak volgt echter dat de deur op een kier wordt gezet om een deskundigenrapport terzijde te schuiven,
als er klemmende, zwaarwegende of steekhoudende bezwaren bestaan tegen het rapport.

Leren en inspireren

Voetnoten

  1. Rb. Amsterdam 1 juni 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:5546.
  2. Rb. Amsterdam 14 augustus 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:5160; Anders: Rb. Noord-Holland 8 juli 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:6289, r.o. 5.12, HR 9 november 1990, NJ 1991, 26 (Speeckaert/Gradener).
  3. Rb. Noord-Nederland 8 juli 2021, ECLI:NL:RBNO:2021:6289; Rb. Midden-Nederland 26 mei 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2823; HR 9 november 1990, ECLI:NL:HR:1990:AC1103 (Speeckaert/Gradener), r.o. 3.7.
  4. Rb. Amsterdam 1 juni 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:5546.
  5. Het achteraf vaststellen van feiten moet worden onderscheiden van het horen van de professional om een ex nunc toelichting te krijgen op de gang van zaken in een kwestie.
  6. Gerechtshof 10 november 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8502.
  7. Zie de Leidraad deskundigen in civiele zaken, sub 27: “In sommige zaken kunt u geen onderzoek doen zonder beide partijen tussentijds te raadplegen en met hen of andere personen te spreken. Dat doet zich bijvoorbeeld nogal eens voor bij accountantsonderzoeken of in beroepsaansprakelijkheidszaken, waarin u vaak het verhaal van beide partijen zult willen horen voordat u uw bevindingen noteert.” Zie verder de GOMA: “Dan zijn er nog situaties denkbaar waarbij juist de persoonlijke lezing van de betrokken partijen (van zowel de zorgaanbieder als de patiënt) van het gebeurde evenals hun persoonlijke visie daarop van belang kunnen zijn bij het beoordelen van de aansprakelijkheid. In die situaties heeft een medisch deskundigenonderzoek, waarbij de medisch deskundige beide partijen persoonlijk spreekt, de voorkeur boven een ‘papieren’ deskundigenonderzoek.” 
  8. Zie bijvoorbeeld Rb.Noord-Holland, 23 maart 2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:2391.
  9. HR 20 september 1996 (Halcion II), NJ 1997, 328 (m. nt. G.R. Rutgers), r.o. 3.1; HR 15 juni 2001 (WE/VIB II), NJ 2001, 435.
  10. Artikel 7:454 lid 1 BW. De KNMG schrijft hierover: “Het primaire doel van de dossierplicht is een goede hulpverlening aan de patiënt. [...] van belang voor de kwaliteit en continuïteit van de zorg voor de patiënt. [...] Er zal een evenwicht moeten worden gevonden tussen enerzijds het borgen van de kwaliteit en continuïteit van de zorg en anderzijds de administratieve lasten [...].” Zie: KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens, november 2022, par. 2.2.
  11. KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens, november 2022, par. 2.2.
  12. Dit volgt onder meer uit HR 9 november 1990, NJ 1991, 26 (Speeckaert/Gradener).
  13. Hof Arnhem-Leeuwarden 10 november 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8502.
  14. Rb. Rotterdam 16 mei 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:4893; Hof Amsterdam 6 maart 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BM9228; Rb. Gelderland 11 juni 2019, ECLI:NL:RBGEL: 2019:3091; Rb. Limburg 13 mei 2015, ECLI:NL:RBLIM:2015:4054.
  15. Rb. Amsterdam 31 mei 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:6066; Rb. Amsterdam 13 september 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:7140; Hof Amsterdam 23 april 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:793.
  16. Rb. Midden-Nederland 10 januari 2010, ECLI:NL:RBMNE:2018:49. 
  17. Rb. Amsterdam 17 november 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:7277.
  18. CTG 11 juni 2019, ECLI:NL:TGZCTG:2019:178; CTG 30 januari 2014, ECLI:NL:TGZCTG:2014:17, r.o. 5.1.
  19. Rb. Midden-Nederland 26 augustus 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:4095, r.o. 2.20.
  20. Rb Oost-Brabant 30 januari 2018, C/01/336423 / EX RK 17-167, www.letselschademagazine.nl/2018/rb-oost-brabant-300118.
  21. Rb. Zeeland - West-Brabant 23 oktober 2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:7827, r.o. 3.19.
  22. Rb. Oost-Brabant 18 januari 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:149.
  23. Rb. Amsterdam 3 augustus 2022, ECLI:NL:AMS:2022:4909.
  24. Rb. Midden-Nederland 30 november 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:4967.
  25. Vgl. Hof Amsterdam 19 mei 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1383 en Rb. Noord-Nederland 26 juli 2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:5940.
  26. Op grond van art. 194 lid 5 Rv jo. art. 205 lid 1 Rv, vgl. Hof Amsterdam 31 augustus 2006, ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ1210. Zie o.m. Hof Den Haag 23 april 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:793, r.o. 12. In dit arrest wordt bepaald dat een verzoek tot een nieuw deskundigenbericht in strijd met de goede procesorde moet worden geacht, omdat het een herhaling van zetten betreft.
  27. Zie ook HR 22 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB5626, waarin onder meer is bepaald dat indien het verzoek ten dele is afgewezen, hoger beroep van het afgewezen gedeelte van het verzoek mogelijk is.
  28. Hof Amsterdam 1 december 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3315.
  29. Hof Arnhem-Leeuwarden 30 augustus 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7468.
  30. Rb. Overijssel 18 november 2021, C/08/270231 / HA RK 21-102 (ongepubliceerd)

door Joekie van Gogh 
en Maurice Mooibroek 
| advocaten bij respectievelijk
MediRisk en KBS Advocaten

Een paar gedachten 
over het deskundigen-
onderzoek in medische beroepsaansprakelijk-heidszaken

Leren en inspireren

Resumerend zijn partijen dus in beginsel gebonden aan een gezamenlijk aangevraagd deskundigenrapport.
Uit de rechtspraak volgt echter dat de deur op
een kier wordt gezet om een deskundigenrapport terzijde te schuiven,
als er klemmende, zwaarwegende of steekhoudende
bezwaren bestaan
tegen het rapport.

Partijen kunnen door middel van formulering van (suggestieve) vragen een aanzienlijke invloed proberen uit te oefenen op de denkrichting van de deskundige en daarmee de uitkomst van een onderzoek. Van belang is dus in de eerste plaats dat een vraagstelling voldoende duidelijk, relevant en volledig is geformuleerd, geschikt om het meningsverschil tussen partijen te beslechten.

  1. Rb. Amsterdam 1 juni 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:5546.
  2. Rb. Amsterdam 14 augustus 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:5160; Anders: Rb. Noord-Holland 8 juli 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:6289, r.o. 5.12, HR 9 november 1990, NJ 1991, 26 (Speeckaert/Gradener).
  3. Rb. Noord-Nederland 8 juli 2021, ECLI:NL:RBNO:2021:6289; Rb. Midden-Nederland 26 mei 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2823; HR 9 november 1990, ECLI:NL:HR:1990:AC1103 (Speeckaert/Gradener), r.o. 3.7.
  4. Rb. Amsterdam 1 juni 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:5546.
  5. Het achteraf vaststellen van feiten moet worden onderscheiden van het horen van de professional om een ex nunc toelichting te krijgen op de gang van zaken in een kwestie.
  6. Gerechtshof 10 november 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8502.
  7. Zie de Leidraad deskundigen in civiele zaken, sub 27: “In sommige zaken kunt u geen onderzoek doen zonder beide partijen tussentijds te raadplegen en met hen of andere personen te spreken. Dat doet zich bijvoorbeeld nogal eens voor bij accountantsonderzoeken of in beroepsaansprakelijkheidszaken, waarin u vaak het verhaal van beide partijen zult willen horen voordat u uw bevindingen noteert.” Zie verder de GOMA: “Dan zijn er nog situaties denkbaar waarbij juist de persoonlijke lezing van de betrokken partijen (van zowel de zorgaanbieder als de patiënt) van het gebeurde evenals hun persoonlijke visie daarop van belang kunnen zijn bij het beoordelen van de aansprakelijkheid. In die situaties heeft een medisch deskundigenonderzoek, waarbij de medisch deskundige beide partijen persoonlijk spreekt, de voorkeur boven een ‘papieren’ deskundigenonderzoek.” 
  8. Zie bijvoorbeeld Rb.Noord-Holland, 23 maart 2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:2391.
  9. HR 20 september 1996 (Halcion II), NJ 1997, 328 (m. nt. G.R. Rutgers), r.o. 3.1; HR 15 juni 2001 (WE/VIB II), NJ 2001, 435.
  10. Artikel 7:454 lid 1 BW. De KNMG schrijft hierover: “Het primaire doel van de dossierplicht is een goede hulpverlening aan de patiënt. [...] van belang voor de kwaliteit en continuïteit van de zorg voor de patiënt. [...] Er zal een evenwicht moeten worden gevonden tussen enerzijds het borgen van de kwaliteit en continuïteit van de zorg en anderzijds de administratieve lasten [...].” Zie: KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens, november 2022, par. 2.2.
  11. KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens, november 2022, par. 2.2.
  12. Dit volgt onder meer uit HR 9 november 1990, NJ 1991, 26 (Speeckaert/Gradener).
  13. Hof Arnhem-Leeuwarden 10 november 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8502.
  14. Rb. Rotterdam 16 mei 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:4893; Hof Amsterdam 6 maart 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BM9228; Rb. Gelderland 11 juni 2019, ECLI:NL:RBGEL: 2019:3091; Rb. Limburg 13 mei 2015, ECLI:NL:RBLIM:2015:4054.
  15. Rb. Amsterdam 31 mei 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:6066; Rb. Amsterdam 13 september 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:7140; Hof Amsterdam 23 april 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:793.
  16. Rb. Midden-Nederland 10 januari 2010, ECLI:NL:RBMNE:2018:49. 
  17. Rb. Amsterdam 17 november 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:7277.
  18. CTG 11 juni 2019, ECLI:NL:TGZCTG:2019:178; CTG 30 januari 2014, ECLI:NL:TGZCTG:2014:17, r.o. 5.1.
  19. Rb. Midden-Nederland 26 augustus 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:4095, r.o. 2.20.
  20. Rb Oost-Brabant 30 januari 2018, C/01/336423 / EX RK 17-167, www.letselschademagazine.nl/2018/rb-oost-brabant-300118.
  21. Rb. Zeeland - West-Brabant 23 oktober 2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:7827, r.o. 3.19.
  22. Rb. Oost-Brabant 18 januari 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:149.
  23. Rb. Amsterdam 3 augustus 2022, ECLI:NL:AMS:2022:4909.
  24. Rb. Midden-Nederland 30 november 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:4967.
  25. Vgl. Hof Amsterdam 19 mei 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1383 en Rb. Noord-Nederland 26 juli 2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:5940.
  26. Op grond van art. 194 lid 5 Rv jo. art. 205 lid 1 Rv, vgl. Hof Amsterdam 31 augustus 2006, ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ1210. Zie o.m. Hof Den Haag 23 april 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:793, r.o. 12. In dit arrest wordt bepaald dat een verzoek tot een nieuw deskundigenbericht in strijd met de goede procesorde moet worden geacht, omdat het een herhaling van zetten betreft.
  27. Zie ook HR 22 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB5626, waarin onder meer is bepaald dat indien het verzoek ten dele is afgewezen, hoger beroep van het afgewezen gedeelte van het verzoek mogelijk is.
  28. Hof Amsterdam 1 december 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3315.
  29. Hof Arnhem-Leeuwarden 30 augustus 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7468.
  30. Rb. Overijssel 18 november 2021, C/08/270231 / HA RK 21-102 (ongepubliceerd)

Voetnoten