door Jochem van Rossum
| senior rekenkundig expert bij Sedgwick
Column
Waar eerst een deelnemer van een middelloonregeling op zijn pensioenoverzicht duidelijk kon zien wat zijn pensioenaanspraak op pensioendatum zou zijn, is deze duidelijkheid er straks niet meer.
Met deze gestegen rente, leek het geld uit deze pensioenpot van het ene op het andere moment te branden in de handen van de pensioenbeheerders.
terug
Column
Wellicht herkent u bovengenoemd bedrag? Ik mag aannemen dat het voor u duidelijk is dat het niet over mijn spaarsaldo gaat, althans niet mijn persoonlijke spaarsaldo. Toch maak ik wel aanspraak op een (heel) klein deel van dit bedrag. Het bovengenoemde bedrag van € 1.500 miljard is al enige tijd onderwerp van discussie. Het verwijst naar het gezamenlijke vermogen dat alle pensioenuitvoerders op dit moment in beheer hebben. Een immens bedrag. Toch was het lange tijd onvoldoende om de pensioenen te verhogen. Ingegeven door de lage rente moesten de pensioenverplichtingen met een hoger bedrag afgedekt worden, er bestond hierdoor geen ruimte voor verhogingen. De lage rekenrente bracht twijfel of het betreffende kapitaal wel voldoende zou zijn om voor de lange termijn te voldoen aan alle pensioenverplichtingen. De lage rente van dat moment was in die zin dus ook maatgevend voor de lange termijn. Waar hebben wij dit vaker gezien?
Toen de rente steeg, sloeg deze twijfel opeens om. In plaats daarvan hield men zich vanaf dat moment vooral bezig met de vraag in welke mate de pensioenen geïndexeerd konden worden. Met deze gestegen rente, leek het geld uit deze pensioenpot van het ene op het andere moment te branden in de handen van de pensioenbeheerders. Gevolg: pensioenuitkeringen werden geïndexeerd met percentages die soms wel opliepen tot boven de 10%. Zo verhoogde het grootste pensioenfonds van Nederland, het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP), de pensioenuitkeringen per 1 januari 2023 met maar liefst 11,96%.
Een bijzonder schouwspel: éénzelfde pensioenpot waarvan de inhoud eerst niet toereikend zou zijn om ieders pensioen tot in lengte van dagen uit te betalen. Vervolgens geeft diezelfde pensioenpot met hetzelfde saldo opeens de ruimte om ieders pensioen fors te verhogen. Wat dat betreft zijn er wel gelijkenissen te bespeuren met de discussie over de rekenrente in relatie tot de kapitalisatie van de letselschade. Hier is de berekening alleen net andersom. Vanuit de betreffende rekenrente wordt de totale (jaarlijkse) schade gekapitaliseerd. Dit terwijl bij de pensioenuitvoerders vanuit het kapitaal geredeneerd wordt. Gegeven de rekenrente en het saldo van het pensioenkapitaal wordt berekend of alle pensioenverplichtingen voldoende afgedekt zijn. Daarnaast wordt ook bekeken of er ruimte is voor indexatie. De waan van de dag, lees de rekenrente van dat moment, bepaalt dus kennelijk of er een tekort is qua pensioenkapitaal. Wanneer deze rekenrente stijgt, blijkt de pensioenuitkering opeens met dubbele cijfers geïndexeerd te kunnen worden.
Voor het eigenlijke onderwerp van deze column wil ik graag weer teruggrijpen naar het eerdergenoemde kapitaal van € 1.500 miljard. Dit bedrag werd afgelopen tijd veelvuldig genoemd wanneer het ging over het nieuwe pensioenakkoord. Hiermee heb ik het eigenlijke onderwerp van deze column te pakken. Veel discussie, gelobby én politiek ging vooraf aan de invoering van deze pensioenwet. Uiteindelijk trad de wet op 1 juli 2023 officieel in werking. Zoals zo vaak bij nieuwe wetten, is er nog een uitgebreide overgangsperiode van kracht voordat alles officieel omgezet is. Het is een understatement wanneer ik stel dat niet iedereen deze nieuwe wet met open armen heeft ontvangen. Zelfs in de huidige kabinetsformatie worden nog serieuze pogingen gedaan om de invoering van deze pensioenwet tegen te houden of in elk geval de inhoud en uitvoering ervan op sommige punten aan te passen. Dit zal waarschijnlijk tevergeefs zijn.
In de nieuwe pensioenwetgeving wordt er vanuit gegaan dat elke pensioendeelnemer in de toekomst zijn eigen pensioenpotje opbouwt. Het saldo van dit potje op pensioendatum is hierbij dan vooral afhankelijk van de beleggingsresultaten. De hoogte van de uiteindelijke pensioenaanspraak is vervolgens, naast het saldo, met name afhankelijk van, daar is ie weer, de rekenrente. Waar eerst een deelnemer van een middelloonregeling op zijn pensioenoverzicht duidelijk kon zien wat zijn pensioenaanspraak op pensioendatum zou zijn, is deze duidelijkheid er straks niet meer. In de nieuwe situatie dient dan noodzakelijkerwijs gerekend te worden met aannames voor wat betreft het beleggingsrendement en de rekenrente op het moment dat het pensioen uitgekeerd wordt. Het berekenen van de pensioenschade als onderdeel van het Verlies Aan Verdienvermogen (VAV) zal er daardoor niet makkelijker op worden. Maar even los van het werkveld van de letselschade: het maken van een persoonlijke financiële planning zal er ook niet makkelijker op worden. Op voorhand is immers niet duidelijk welke pensioenuitkering de betreffende deelnemer mag verwachten. We weten namelijk dat het bijzonder lastig is om beleggingsrendementen en rekenrentes te voorspellen.
Voor wat betreft het toekomstig inkomen kunnen we dus stellen dat de nieuwe pensioenwet meer onduidelijkheid én onzekerheid met zich meebrengt. Waar vroeger eenvoudig pensioenaanspraken afgelezen konden worden van een pensioenoverzicht, moet nu zelf gerekend worden. Partijen zullen hierbij eerst overeenstemming moeten hebben over de te hanteren uitgangspunten. Het credo van de Belastingdienst geldt daardoor dus niet voor de nieuwe pensioenwet: leuker konden ze het niet maken, maar helaas ook niet makkelijker. En ook konden ze het niet duidelijker maken. Als rekenkundig expert zie ik eigenlijk maar één mogelijk lichtpuntje: meer werk.
door Jochem van Rossum
| senior rekenkundig expert bij Sedgwick
Column
Waar eerst een deelnemer van een middelloonregeling op zijn pensioenoverzicht duidelijk kon zien wat zijn pensioenaanspraak op pensioendatum zou zijn, is deze duidelijkheid er straks niet meer.
terug
Met deze gestegen rente, leek het geld uit deze pensioenpot van het ene op het andere moment te branden in de handen van de pensioenbeheerders.
Wellicht herkent u bovengenoemd bedrag? Ik mag aannemen dat het voor u duidelijk is dat het niet over mijn spaarsaldo gaat, althans niet mijn persoonlijke spaarsaldo. Toch maak ik wel aanspraak op een (heel) klein deel van dit bedrag. Het bovengenoemde bedrag van € 1.500 miljard is al enige tijd onderwerp van discussie. Het verwijst naar het gezamenlijke vermogen dat alle pensioenuitvoerders op dit moment in beheer hebben. Een immens bedrag. Toch was het lange tijd onvoldoende om de pensioenen te verhogen. Ingegeven door de lage rente moesten de pensioenverplichtingen met een hoger bedrag afgedekt worden, er bestond hierdoor geen ruimte voor verhogingen. De lage rekenrente bracht twijfel of het betreffende kapitaal wel voldoende zou zijn om voor de lange termijn te voldoen aan alle pensioenverplichtingen. De lage rente van dat moment was in die zin dus ook maatgevend voor de lange termijn. Waar hebben wij dit vaker gezien?
Toen de rente steeg, sloeg deze twijfel opeens om. In plaats daarvan hield men zich vanaf dat moment vooral bezig met de vraag in welke mate de pensioenen geïndexeerd konden worden. Met deze gestegen rente, leek het geld uit deze pensioenpot van het ene op het andere moment te branden in de handen van de pensioenbeheerders. Gevolg: pensioenuitkeringen werden geïndexeerd met percentages die soms wel opliepen tot boven de 10%. Zo verhoogde het grootste pensioenfonds van Nederland, het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP), de pensioenuitkeringen per 1 januari 2023 met maar liefst 11,96%.
Een bijzonder schouwspel: éénzelfde pensioenpot waarvan de inhoud eerst niet toereikend zou zijn om ieders pensioen tot in lengte van dagen uit te betalen. Vervolgens geeft diezelfde pensioenpot met hetzelfde saldo opeens de ruimte om ieders pensioen fors te verhogen. Wat dat betreft zijn er wel gelijkenissen te bespeuren met de discussie over de rekenrente in relatie tot de kapitalisatie van de letselschade. Hier is de berekening alleen net andersom. Vanuit de betreffende rekenrente wordt de totale (jaarlijkse) schade gekapitaliseerd. Dit terwijl bij de pensioenuitvoerders vanuit het kapitaal geredeneerd wordt. Gegeven de rekenrente en het saldo van het pensioenkapitaal wordt berekend of alle pensioenverplichtingen voldoende afgedekt zijn. Daarnaast wordt ook bekeken of er ruimte is voor indexatie. De waan van de dag, lees de rekenrente van dat moment, bepaalt dus kennelijk of er een tekort is qua pensioenkapitaal. Wanneer deze rekenrente stijgt, blijkt de pensioenuitkering opeens met dubbele cijfers geïndexeerd te kunnen worden.
Voor het eigenlijke onderwerp van deze column wil ik graag weer teruggrijpen naar het eerdergenoemde kapitaal van € 1.500 miljard. Dit bedrag werd afgelopen tijd veelvuldig genoemd wanneer het ging over het nieuwe pensioenakkoord. Hiermee heb ik het eigenlijke onderwerp van deze column te pakken. Veel discussie, gelobby én politiek ging vooraf aan de invoering van deze pensioenwet. Uiteindelijk trad de wet op 1 juli 2023 officieel in werking. Zoals zo vaak bij nieuwe wetten, is er nog een uitgebreide overgangsperiode van kracht voordat alles officieel omgezet is. Het is een understatement wanneer ik stel dat niet iedereen deze nieuwe wet met open armen heeft ontvangen. Zelfs in de huidige kabinetsformatie worden nog serieuze pogingen gedaan om de invoering van deze pensioenwet tegen te houden of in elk geval de inhoud en uitvoering ervan op sommige punten aan te passen. Dit zal waarschijnlijk tevergeefs zijn.
In de nieuwe pensioenwetgeving wordt er vanuit gegaan dat elke pensioendeelnemer in de toekomst zijn eigen pensioenpotje opbouwt. Het saldo van dit potje op pensioendatum is hierbij dan vooral afhankelijk van de beleggingsresultaten. De hoogte van de uiteindelijke pensioenaanspraak is vervolgens, naast het saldo, met name afhankelijk van, daar is ie weer, de rekenrente. Waar eerst een deelnemer van een middelloonregeling op zijn pensioenoverzicht duidelijk kon zien wat zijn pensioenaanspraak op pensioendatum zou zijn, is deze duidelijkheid er straks niet meer. In de nieuwe situatie dient dan noodzakelijkerwijs gerekend te worden met aannames voor wat betreft het beleggingsrendement en de rekenrente op het moment dat het pensioen uitgekeerd wordt. Het berekenen van de pensioenschade als onderdeel van het Verlies Aan Verdienvermogen (VAV) zal er daardoor niet makkelijker op worden. Maar even los van het werkveld van de letselschade: het maken van een persoonlijke financiële planning zal er ook niet makkelijker op worden. Op voorhand is immers niet duidelijk welke pensioenuitkering de betreffende deelnemer mag verwachten. We weten namelijk dat het bijzonder lastig is om beleggingsrendementen en rekenrentes te voorspellen.
Voor wat betreft het toekomstig inkomen kunnen we dus stellen dat de nieuwe pensioenwet meer onduidelijkheid én onzekerheid met zich meebrengt. Waar vroeger eenvoudig pensioenaanspraken afgelezen konden worden van een pensioenoverzicht, moet nu zelf gerekend worden. Partijen zullen hierbij eerst overeenstemming moeten hebben over de te hanteren uitgangspunten. Het credo van de Belastingdienst geldt daardoor dus niet voor de nieuwe pensioenwet: leuker konden ze het niet maken, maar helaas ook niet makkelijker. En ook konden ze het niet duidelijker maken. Als rekenkundig expert zie ik eigenlijk maar één mogelijk lichtpuntje: meer werk.