LSA
Symposion
2024
een wolf in schaapskleren
1. HR 23 februari 1990, NJ 1990/365 (Zengerle/Blezer)
Arvin Kolder | advocaat bij
Kolder Advocatuur en bijzonder
hoogleraar Personenschade aan
Rijksuniversiteit Groningen
“Wat is nou eigenlijk een dier in de zin van wetsbepaling 6:179 BW? Dieren waren tot 1 januari 2013 ‘zaken’, maar dierenliefhebbers vonden dat minder prettig en nu zijn dieren geen zaken meer, maar wat voor zaken geldt, geldt ook voor dieren. Daar houdt de politiek zich dan mee bezig.”
Arvin Kolder
“Wie een claim indient op grond van 6:179 BW zal moeten aantonen dat er sprake was van de eigen energie van het dier. Dat is niet in alle gevallen even gemakkelijk en in de literatuur zijn daar wel wat wisselende opvattingen over. Ik sluit me toch aan bij degenen die vinden dat wie stelt het moet bewijzen.”
Arvin Kolder
naam
| functie
Arvin Kolder, advocaat bij Kolder Advocatuur en bijzonder hoogleraar Personenschade aan Rijksuniversiteit Groningen, behandelde artikel 6:179 BW: de bezitter van een dier is aansprakelijk voor de door het dier aangerichte schade. Grondslag voor die aansprakelijkheid is het gevaar dat de eigen energie van het dier een onberekenbaar element bevat. Alleen als dit gevaar zich verwezenlijkt behoort de bijzondere aansprakelijkheidsregel voor dieren te gelden. “Er gaat een hele wereld schuil achter deze eenvoudige rechtsregel”, aldus Kolder. “Wanneer bijvoorbeeld het dier als instrument van de eigenaar handelt, is er geen aansprakelijkheid van 6:179, maar hooguit van 6:162.”
Actueel
terug
Kolder behandelde in zijn inleiding tal van eigenaardigheden van artikel 6:179 BW. Een klassieke zaak in dit verband is die van automobilist Zengerle versus boer Blezer.1 Blezers koeien staken de weg over en Zengerle reed er tegenaan. Advocaat-generaal Asser concludeerde in deze zaak dat het oversteken van de weg ongetwijfeld dankzij de eigen energie van de koe geschiedde – het dier werd niet over de weg gedragen – maar die energie werd als het ware door boer Blezer in toom gehouden. Er was niet komen vast te staan dat de koe zich anders had gedragen dan overeenkomstig de wens van Blezer. Er was dus geen sprake van eigen energie in de zin van art 6:179 BW. “Wie een claim indient op grond van 6:179 BW zal moeten aantonen dat er sprake was van de eigen energie van het dier. Dat is niet in alle gevallen even gemakkelijk en in de literatuur zijn daar wel wat wisselende opvattingen over. Ik sluit me toch aan bij degenen die vinden dat wie stelt het moet bewijzen.”
Gedragingen
Arvin Kolder stond in zijn presentatie stil bij diverse aspecten die bij de beoordeling van claims relevant zijn. Zo moet er sprake zijn geweest van een zelfstandige gedraging van het dier en niet van een gedrag op commando. De rechtspraktijk laat zien dat deze bepaling voor velerlei uitleg vatbaar is. Dit geldt ook voor de notie ‘te verwachten gedrag’ als tegenwicht van ‘onberekenbaar gedrag’. Van belang is dat het gedrag van het dier niet in absolute zin onberekenbaar is, maar in betrekkelijke zin, namelijk gerelateerd aan de menselijke machtsuitoefening over het dier, dus of de gedraging buiten de menselijke invloed op het dier valt. Het is daarom de vraag of het dier ‘autonoom’ handelt, volgens zijn eigen wil, ongeacht of die gedraging wel of niet was te verwachten.
Besmettingsschade
Een ander probleempunt is de besmettingsschade. Arvin Kolder: “Wanneer een dier een besmettelijke ziekte op een ander dier of op een mens overbrengt, valt dat dan onder de eigen energie in de zin van 6:179? De Q-koortsproblematiek laat de relevantie van deze vraag zien. Het dier is wel vanwege de eigen energie in die stal terechtgekomen, maar net het laatste stapje, het overspringen van die ziektekiemen, daar hoeft het dier niets voor te doen. Volgens de Hoge Raad valt dit niet onder 6:179 BW. De Q-koortsproblematiek moet dan ook via een andere route worden opgelost, 6:162 BW misschien of 6:175 BW gevaarlijke stoffen.” Vergelijkbare probleempunten zijn er onder meer wanneer de schade niet ‘rechtstreeks’ door het dier is veroorzaakt of als er van buiten komende oorzaken zijn, zoals vuurwerk, bliksem of menselijke invloeden, zoals in de Bokito-affaire het geval was.
Dieren en hun bezitters
“Wat is nou eigenlijk een dier in de zin van wetsbepaling 6:179 BW?”, vervolgde Kolder. “Dieren waren tot 1 januari 2013 ‘zaken’, maar dierenliefhebbers vonden dat minder prettig en nu zijn dieren geen zaken meer, maar wat voor zaken geldt, geldt ook voor dieren. Daar houdt de politiek zich dan mee bezig.” Aanvullend besprak Kolder casussen met bacteriën en virussen, met in het wild levende dieren en met ontsnapte en weggelopen dieren. “Wie is de bezitter van die dieren?” wierp hij vervolgens op. Ook op dat vlak zijn uiteenlopende casussen te vertellen, over een ontsnapte tijger, een bijtende hond, een zwerfkat waarover iemand zich had ontfermd, een paard dat door iemand werd verzorgd, een hond die door iemand was geadopteerd - telkens met discussie over wie ‘de bezitter’ van het dier in kwestie was. “Heb je de bezitter eenmaal gevonden, dan ben je er nog niet”, vervolgde Kolder, “want dan moet je nog vaststellen of er eventueel een bedrijfsmatige gebruiker is en waarom dat zo is. Artikel 6:181 BW bepaalt immers dat als een ander jouw dier bedrijfsmatig gebruikt, dan wordt de aansprakelijkheid verlegd van de bezitter naar de bedrijfsmatige gebruiker.”
Tenzij-clausule
De in Kolders woorden ‘vermaledijde’ tenzij-clausule – hij noemde het hersengymnastiek – illustreerde hij met casussen over bijtende honden. “Een waakhond bijt een inbreker. Die inbreker wandelt door de poort van 6:179, eigen energie van het dier. De aangesproken bezitter kan zich echter met succes op de tenzij-clausule beroepen: er was sprake van noodweer en dat rechtvaardigt de hond. De bezitter had zelfs het commando ‘bijten’ mogen geven. Een ander geval: de arrestatie van een man in een woonwijk. Er is veel politie ter plaatse, met honden erbij. Zonder commando bijt een hond iemand die vervelend staat te doen. Die man loopt letsel op en spreekt de politie aan. Het was echter een bedreigende situatie. Gelet op de ambtsinstructie, de Politiewet, had ook het commando ‘bijten’ mogen worden gegeven en dus kan met succes een beroep op de tenzij-clausule worden gedaan.”
Reflexwerking
Arvin Kolder besprak niet alleen de personenschades, maar ook de zaakschades. Hij ging in op de toerekening en lichtte de reflexwerking toe: “De bezitter van het dier is risicoaansprakelijk voor schade die het dier aan derden toebrengt. Stel je nu de omgekeerde situatie voor. Door een fout van een derde wordt de bezitter slachtoffer van de eigen energie van zijn dier. De dierenarts vraagt de bezitter bijvoorbeeld zijn kat vast te houden, maar door een fout van de dierenarts krabt de kat de bezitter. De bezitter kan dan die dierenarts aanspreken, volgens 6:162 een behandelfout, maar krijgt dan de reflexwerking van 6:179 als eigen schuld voor een deel om de oren. Een dogmatisch gedrocht, maar ik stip het toch even aan.”
“De aansprakelijkheid voor dieren, daar zit dus een hele wereld achter”, besloot Arvin Kolder. “En we kunnen ook nog het een en ander verwachten!” Hij noemde schadevoorkomingsplichten als gebiedsverboden en muilkorfgeboden, verplicht cursussen, een WA-verzekering voor hondenbezitters, “en misschien moeten we onszelf wel tegen dit soort risico’s van alledag gaan beschermen. We moeten zelf een voorziening kunnen treffen. In Frankrijk kan dat wel, in Nederland nog niet. Is tot slot 6:179 nu een slangenkuil? Dat is iets te veel gezegd. Wees wel op je hoede, want het is een wolf in schaapskleren.”
voor dieren?
een wolf in schaapskleren
LSA
Symposion
2024
“Wat is nou eigenlijk een dier in de zin van wetsbepaling 6:179 BW? Dieren waren tot 1 januari 2013 ‘zaken’, maar dierenliefhebbers vonden dat minder prettig en nu zijn dieren geen zaken meer, maar wat voor zaken geldt, geldt ook voor dieren. Daar houdt de politiek zich dan mee bezig.”
Arvin Kolder
Arvin Kolder
| advocaat bij Kolder
Advocatuur en bijzonder
hoogleraar Personenschade
aan Rijksuniversiteit Groningen
terug
“Bij alle technocratie en ingewikkeldheid die we om ons heen weten te creëren,
is het belangrijk oog te hebben voor het feit dat het werk
door mensen wordt gedaan.”
Marcel Levi
“Ik ben ervan onder de indruk hoe goed mensen in staat bleken zich flexibel op te stellen.
We bleken in staat om zelfs grote organisaties heel
snel en effectief te veranderen zonder businesscases of organisatieadviseurs.”
Marcel Levi
“Wie een claim indient op grond van 6:179 BW zal moeten aantonen dat er sprake was van de eigen energie van het dier. Dat is niet in alle gevallen even gemakkelijk en in de literatuur zijn daar wel wat wisselende opvattingen over. Ik sluit me toch aan bij degenen die vinden dat wie stelt het moet bewijzen.”
Arvin Kolder
Kolder behandelde in zijn inleiding tal van eigenaardigheden van artikel 6:179 BW. Een klassieke zaak in dit verband is die van automobilist Zengerle versus boer Blezer.1 Blezers koeien staken de weg over en Zengerle reed er tegenaan. Advocaat-generaal Asser concludeerde in deze zaak dat het oversteken van de weg ongetwijfeld dankzij de eigen energie van de koe geschiedde – het dier werd niet over de weg gedragen – maar die energie werd als het ware door boer Blezer in toom gehouden. Er was niet komen vast te staan dat de koe zich anders had gedragen dan overeenkomstig de wens van Blezer. Er was dus geen sprake van eigen energie in de zin van art 6:179 BW. “Wie een claim indient op grond van 6:179 BW zal moeten aantonen dat er sprake was van de eigen energie van het dier. Dat is niet in alle gevallen even gemakkelijk en in de literatuur zijn daar wel wat wisselende opvattingen over. Ik sluit me toch aan bij degenen die vinden dat wie stelt het moet bewijzen.”
Gedragingen
Arvin Kolder stond in zijn presentatie stil bij diverse aspecten die bij de beoordeling van claims relevant zijn. Zo moet er sprake zijn geweest van een zelfstandige gedraging van het dier en niet van een gedrag op commando. De rechtspraktijk laat zien dat deze bepaling voor velerlei uitleg vatbaar is. Dit geldt ook voor de notie ‘te verwachten gedrag’ als tegenwicht van ‘onberekenbaar gedrag’. Van belang is dat het gedrag van het dier niet in absolute zin onberekenbaar is, maar in betrekkelijke zin, namelijk gerelateerd aan de menselijke machtsuitoefening over het dier, dus of de gedraging buiten de menselijke invloed op het dier valt. Het is daarom de vraag of het dier ‘autonoom’ handelt, volgens zijn eigen wil, ongeacht of die gedraging wel of niet was te verwachten.
Besmettingsschade
Een ander probleempunt is de besmettingsschade. Arvin Kolder: “Wanneer een dier een besmettelijke ziekte op een ander dier of op een mens overbrengt, valt dat dan onder de eigen energie in de zin van 6:179? De Q-koortsproblematiek laat de relevantie van deze vraag zien. Het dier is wel vanwege de eigen energie in die stal terechtgekomen, maar net het laatste stapje, het overspringen van die ziektekiemen, daar hoeft het dier niets voor te doen. Volgens de Hoge Raad valt dit niet onder 6:179 BW. De Q-koortsproblematiek moet dan ook via een andere route worden opgelost, 6:162 BW misschien of 6:175 BW gevaarlijke stoffen.” Vergelijkbare probleempunten zijn er onder meer wanneer de schade niet ‘rechtstreeks’ door het dier is veroorzaakt of als er van buiten komende oorzaken zijn, zoals vuurwerk, bliksem of menselijke invloeden, zoals in de Bokito-affaire het geval was.
Dieren en hun bezitters
“Wat is nou eigenlijk een dier in de zin van wetsbepaling 6:179 BW?”, vervolgde Kolder. “Dieren waren tot 1 januari 2013 ‘zaken’, maar dierenliefhebbers vonden dat minder prettig en nu zijn dieren geen zaken meer, maar wat voor zaken geldt, geldt ook voor dieren. Daar houdt de politiek zich dan mee bezig.” Aanvullend besprak Kolder casussen met bacteriën en virussen, met in het wild levende dieren en met ontsnapte en weggelopen dieren. “Wie is de bezitter van die dieren?” wierp hij vervolgens op. Ook op dat vlak zijn uiteenlopende casussen te vertellen, over een ontsnapte tijger, een bijtende hond, een zwerfkat waarover iemand zich had ontfermd, een paard dat door iemand werd verzorgd, een hond die door iemand was geadopteerd - telkens met discussie over wie ‘de bezitter’ van het dier in kwestie was. “Heb je de bezitter eenmaal gevonden, dan ben je er nog niet”, vervolgde Kolder, “want dan moet je nog vaststellen of er eventueel een bedrijfsmatige gebruiker is en waarom dat zo is. Artikel 6:181 BW bepaalt immers dat als een ander jouw dier bedrijfsmatig gebruikt, dan wordt de aansprakelijkheid verlegd van de bezitter naar de bedrijfsmatige gebruiker.”
Tenzij-clausule
De in Kolders woorden ‘vermaledijde’ tenzij-clausule – hij noemde het hersengymnastiek – illustreerde hij met casussen over bijtende honden. “Een waakhond bijt een inbreker. Die inbreker wandelt door de poort van 6:179, eigen energie van het dier. De aangesproken bezitter kan zich echter met succes op de tenzij-clausule beroepen: er was sprake van noodweer en dat rechtvaardigt de hond. De bezitter had zelfs het commando ‘bijten’ mogen geven. Een ander geval: de arrestatie van een man in een woonwijk. Er is veel politie ter plaatse, met honden erbij. Zonder commando bijt een hond iemand die vervelend staat te doen. Die man loopt letsel op en spreekt de politie aan. Het was echter een bedreigende situatie. Gelet op de ambtsinstructie, de Politiewet, had ook het commando ‘bijten’ mogen worden gegeven en dus kan met succes een beroep op de tenzij-clausule worden gedaan.”
Reflexwerking
Arvin Kolder besprak niet alleen de personenschades, maar ook de zaakschades. Hij ging in op de toerekening en lichtte de reflexwerking toe: “De bezitter van het dier is risicoaansprakelijk voor schade die het dier aan derden toebrengt. Stel je nu de omgekeerde situatie voor. Door een fout van een derde wordt de bezitter slachtoffer van de eigen energie van zijn dier. De dierenarts vraagt de bezitter bijvoorbeeld zijn kat vast te houden, maar door een fout van de dierenarts krabt de kat de bezitter. De bezitter kan dan die dierenarts aanspreken, volgens 6:162 een behandelfout, maar krijgt dan de reflexwerking van 6:179 als eigen schuld voor een deel om de oren. Een dogmatisch gedrocht, maar ik stip het toch even aan.”
“De aansprakelijkheid voor dieren, daar zit dus een hele wereld achter”, besloot Arvin Kolder. “En we kunnen ook nog het een en ander verwachten!” Hij noemde schadevoorkomingsplichten als gebiedsverboden en muilkorfgeboden, verplicht cursussen, een WA-verzekering voor hondenbezitters, “en misschien moeten we onszelf wel tegen dit soort risico’s van alledag gaan beschermen. We moeten zelf een voorziening kunnen treffen. In Frankrijk kan dat wel, in Nederland nog niet. Is tot slot 6:179 nu een slangenkuil? Dat is iets te veel gezegd. Wees wel op je hoede, want het is een wolf in schaapskleren.”
Arvin Kolder, advocaat bij Kolder Advocatuur en bijzonder hoogleraar Personenschade aan Rijksuniversiteit Groningen, behandelde artikel 6:179 BW: de bezitter van een dier is aansprakelijk voor de door het dier aangerichte schade. Grondslag voor die aansprakelijkheid is het gevaar dat de eigen energie van het dier een onberekenbaar element bevat. Alleen als dit gevaar zich verwezenlijkt behoort de bijzondere aansprakelijkheidsregel voor dieren te gelden. “Er gaat een hele wereld schuil achter deze eenvoudige rechtsregel”, aldus Kolder. “Wanneer bijvoorbeeld het dier als instrument van de eigenaar handelt, is er geen aansprakelijkheid van 6:179, maar hooguit van 6:162.”
Actueel