Zijn we nog trots op het
personenschaderecht?
“Het personenschaderecht is niet meer de frontlinie van het aansprakelijkheidsrecht”

35 jaar LSA
Symposion
2024

LSA
Symposion
2024

Ton Hartlief
| advocaat-generaal bij de Hoge Raad en hoogleraar Privaatrecht aan
Universiteit Maastricht

“We krijgen langzamerhand een lappendeken aan tegemoetkomingsregelingen die het zicht op het onderliggende niet functionerende systeem van het aansprakelijkheidsrecht probeert weg te nemen. Zo moet het niet doorgaan. Wat er wel moet komen is een directe verzekering, al was het maar omdat die meer mensen sneller bedient met een adequate vergoeding, zonder de ellende van het aansprakelijkheidsrecht.”


Ton Harlief

“Op het festivalterrein van het aansprakelijkheidsrecht staan we met de personenschade al lang niet meer op het hoofdpodium. Het gebeurt op andere terreinen, in de wereld van de data, de persoonsgegevens, het WAMCA-register. Wat wij nodig hebben, is een disruptieve ontwikkeling, een steen in het kabbelende water van de personenschade!”


Ton Hartlief 

naam 
| functie

Volgens Hartlief zijn wat die scherpe kanten betreft, verbeteringen bereikt. Het aangekondigde onderzoek naar de kwaliteit van de belangenbehartiging en de instelling van de Kamer voor Langlopende Letselschadezaken zijn daar voorbeelden van. Hij stelde echter dat het laaghangend fruit nu wel is geplukt. “Je kunt het aansprakelijkheidsrecht blijven oppoetsen”, zo zei hij, “maar in de kern blijft het een problematisch systeem. We hebben nou eenmaal met inherente kenmerken van het aansprakelijkheidsrecht te maken die ook het letselschadeproces in negatieve zin beïnvloeden.”

 

Het kabbelende water

Hartlief riep het LSA Symposion in Scheveningen in juni 2022 in herinnering, toen hij de deelnemers net als deze keer als dagvoorzitter toesprak. Hij besprak toen onder meer de uitspraken over PIP-implantaten en Miragelplombe en de vraag of een ZZP’er na een verkeersongeval een beroep op de verzekeringsplicht van een opdrachtgever kan doen. Ook vroeg hij zich af of de Hoge Raad het shockschaderegime onder handen zou nemen. “Waar staan we nu?”, aldus Hartlief. “Ik geloof dat er rust is aan het front van het 6:77-regime en de vraag of de ZZP’er wel of geen bescherming bij een verkeersongeval krijgt, lijkt gekanteld naar de vraag of hij niet gewoon werknemer is. We hebben de Deliveroo-uitspraak gekregen en op dit moment zitten we te wachten op regelgeving van de wetgever om de werknemer af te bakenen van de ondernemer. En we hebben inderdaad vuurwerk gekregen van de Hoge Raad op het terrein van de shockschade. Maar dat is wel het enige vuurwerk dat we de afgelopen tijd hebben gezien. Op het festivalterrein van het aansprakelijkheidsrecht staan we met de personenschade al lang niet meer op het hoofdpodium. Het gebeurt op andere terreinen, in de wereld van de data, de persoonsgegevens, het WAMCA-register. Wat wij nodig hebben, is een disruptieve ontwikkeling, een steen in het kabbelende water van de personenschade!”

 

Draagt iedereen zijn eigen schade?

Volgens Ton Hartlief hebben zulke disruptieve ontwikkelingen zich al aangekondigd. Als eerste voorbeeld noemde hij de opkomst van de strafrechter in personenschadezaken en de invloed daarvan op het shockschaderegime. “Een tweede steen in de vijver”, vervolgde hij, “was de oratie vorig jaar van hoogleraar Bestuursrecht Jacobine van den Brink. Zij beweert dat wij in een compensatiemaatschappij leven en dat we het beginsel ‘iedereen draagt zijn eigen schade’ ten grave hebben gedragen. De afgelopen jaren hebben we immers met miljarden gesmeten. Ook de Raad van State en de directeur van het Centraal Planbureau maken zich daar zorgen over.” Hartlief noemde in dit verband de tegenslagregelingen bij overstromingen, Q-koorts, de toeslagenaffaire, ‘Groningen’, corona, geweldsmisdrijven, rampschaden en beroepsziekten. “Regel het nu eens goed”, zei hij en schetste er een beeld bij van tijdelijke ad hoc ingestelde regelingen, zonder wettelijke grondslag, waarbij rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid op de loer liggen. “Kijk eerst eens goed naar de fundamenten van het systeem”, zei Ton Hartlief. “In eerste instantie gaat het dan om aansprakelijkheid en verzekering en in dat systeem draagt iedereen zijn eigen schade. Dat adagium is echt niet ter aarde besteld.”

 

Een grote schaamlap

Na een rondje langs de velden, waarbij hij de jongste ontwikkelingen benoemde ten aanzien van aansprakelijkheid en verzekering na ongelukken in de particuliere sfeer, bij sport en spel en in het verkeer, na medische incidenten, na geweld en criminaliteit en na rampen en zware ongevallen, concludeerde Hartlief dat het nogal uitmaakt in welke context de schade valt. “Kom je überhaupt binnen langs de poort van het aansprakelijkheidsrecht?”, vervolgde hij. “En als je er al langs komt, is de situatie niet voor iedereen even rooskleurig. De ene keer valt de gedupeerde een gunstiger regime ten deel dan de andere keer.” Verbeteringen zijn mogelijk, aldus Hartlief, daarbij wijzend naar de politiek, de verzekeringsmarkt en de Hoge Raad. “Bij beroepsziekten is wat mij betreft de politiek nu echt aan zet”, stelde hij. “Nu lopen de meesten zich stuk op de muren van het aansprakelijkheidsrecht of ze beginnen er niet eens meer aan. Dat is natuurlijk een heel trieste vaststelling. We krijgen langzamerhand een grote schaamlap, een lappendeken aan tegemoetkomingsregelingen die het zicht op het onderliggende niet functionerende systeem van het aansprakelijkheidsrecht probeert weg te nemen. Zo moet het niet doorgaan. Wat er wel moet komen is een directe verzekering, al was het maar omdat die meer mensen sneller bedient met een adequate vergoeding, zonder de ellende van het aansprakelijkheidsrecht.”

 

Het compensatiehuis versterken

In zijn betoog benadrukte Ton Hartlief dat er ook een groter beroep op de markt voor verzekeringsoplossingen kan worden gedaan, waarbij hij het Franse Garantie des Accidents de la Vie als voorbeeld stelde, en dat we de Hoge Raad nog meer aan de knoppen kunnen laten draaien, bijvoorbeeld door de draad van artikel 7:611-verzekeringsplicht weer op te pakken. “Het totaalplaatje is niet fraai”, zo besloot Hartlief. “Er blijven gelukkigen die de poort binnenkomen en pechvogels die het met de sociale zekerheid en eigen voorzieningen moeten doen. Of we trots op dat plaatje mogen zijn, is een retorische vraag. Ooit zijn we gewend geraakt aan spectaculaire aanvullingen door de Hoge Raad, maar die ontwikkelingen zijn tot stilstand gekomen en ik verwacht niet dat de Hoge Raad dat waakvlammetje weer snel zal laten opflakkeren. Tegen die achtergrond is het de kunst de politiek in beweging te krijgen. Stop met het dumpen van geld. Beter is het om de basis van het compensatiehuis, de pijlers aansprakelijkheid en verzekering, te versterken, want je weet maar nooit hoe een koe een haas vangt.”

Ton Hartlief, advocaat-generaal bij de Hoge Raad en hoogleraar Privaatrecht aan Universiteit Maastricht, behandelde de vraag of we anno 2024 nog trots op het personenschaderecht zijn. Hij stelde dat het personenschaderecht in het verleden de weg wees voor andere deelterreinen van het aansprakelijkheidsrecht. De personenschade vormde als het ware de frontlinie van dat aansprakelijkheidsrecht. “Maar we hebben ook een commercialiseringsslag gemaakt”, aldus Hartlief. “We hebben ook het inzicht verworven dat het aansprakelijkheidsrecht in het algemeen, maar zeker ook het personenschaderecht scherpe kanten heeft.”

Actueel

Zijn we nog trots op het
personenschaderecht?
“Het personenschade-
recht is niet meer
de frontlinie van het aansprakelijkheidsrecht”

LSA
Symposion
2024

“We krijgen langzamerhand een lappendeken aan tegemoetkomingsregelingen die het zicht op het onderliggende niet functionerende systeem van het aansprakelijkheidsrecht probeert weg te nemen. Zo moet het niet doorgaan. Wat er wel moet komen is een directe verzekering, al was het maar omdat die meer mensen sneller bedient met een adequate vergoeding, zonder de ellende van het aansprakelijkheidsrecht.”


Ton Harlief

Ton Hartlief | advocaat-
generaal bij de Hoge Raad
en hoogleraar Privaatrecht
aan Universiteit Maastricht

“Op het festivalterrein van het aansprakelijkheidsrecht staan we met de personenschade al lang niet meer op het hoofdpodium. Het gebeurt op andere terreinen, in de wereld van de data, de persoonsgegevens, het WAMCA-register. Wat wij nodig hebben, is een disruptieve ontwikkeling, een steen in het kabbelende water van de personenschade!”


Ton Hartlief 

Volgens Hartlief zijn wat die scherpe kanten betreft, verbeteringen bereikt. Het aangekondigde onderzoek naar de kwaliteit van de belangenbehartiging en de instelling van de Kamer voor Langlopende Letselschadezaken zijn daar voorbeelden van. Hij stelde echter dat het laaghangend fruit nu wel is geplukt. “Je kunt het aansprakelijkheidsrecht blijven oppoetsen”, zo zei hij, “maar in de kern blijft het een problematisch systeem. We hebben nou eenmaal met inherente kenmerken van het aansprakelijkheidsrecht te maken die ook het letselschadeproces in negatieve zin beïnvloeden.”

 

Het kabbelende water

Hartlief riep het LSA Symposion in Scheveningen in juni 2022 in herinnering, toen hij de deelnemers net als deze keer als dagvoorzitter toesprak. Hij besprak toen onder meer de uitspraken over PIP-implantaten en Miragelplombe en de vraag of een ZZP’er na een verkeersongeval een beroep op de verzekeringsplicht van een opdrachtgever kan doen. Ook vroeg hij zich af of de Hoge Raad het shockschaderegime onder handen zou nemen. “Waar staan we nu?”, aldus Hartlief. “Ik geloof dat er rust is aan het front van het 6:77-regime en de vraag of de ZZP’er wel of geen bescherming bij een verkeersongeval krijgt, lijkt gekanteld naar de vraag of hij niet gewoon werknemer is. We hebben de Deliveroo-uitspraak gekregen en op dit moment zitten we te wachten op regelgeving van de wetgever om de werknemer af te bakenen van de ondernemer. En we hebben inderdaad vuurwerk gekregen van de Hoge Raad op het terrein van de shockschade. Maar dat is wel het enige vuurwerk dat we de afgelopen tijd hebben gezien. Op het festivalterrein van het aansprakelijkheidsrecht staan we met de personenschade al lang niet meer op het hoofdpodium. Het gebeurt op andere terreinen, in de wereld van de data, de persoonsgegevens, het WAMCA-register. Wat wij nodig hebben, is een disruptieve ontwikkeling, een steen in het kabbelende water van de personenschade!”

 

Draagt iedereen zijn eigen schade?

Volgens Ton Hartlief hebben zulke disruptieve ontwikkelingen zich al aangekondigd. Als eerste voorbeeld noemde hij de opkomst van de strafrechter in personenschadezaken en de invloed daarvan op het shockschaderegime. “Een tweede steen in de vijver”, vervolgde hij, “was de oratie vorig jaar van hoogleraar Bestuursrecht Jacobine van den Brink. Zij beweert dat wij in een compensatiemaatschappij leven en dat we het beginsel ‘iedereen draagt zijn eigen schade’ ten grave hebben gedragen. De afgelopen jaren hebben we immers met miljarden gesmeten. Ook de Raad van State en de directeur van het Centraal Planbureau maken zich daar zorgen over.” Hartlief noemde in dit verband de tegenslagregelingen bij overstromingen, Q-koorts, de toeslagenaffaire, ‘Groningen’, corona, geweldsmisdrijven, rampschaden en beroepsziekten. “Regel het nu eens goed”, zei hij en schetste er een beeld bij van tijdelijke ad hoc ingestelde regelingen, zonder wettelijke grondslag, waarbij rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid op de loer liggen. “Kijk eerst eens goed naar de fundamenten van het systeem”, zei Ton Hartlief. “In eerste instantie gaat het dan om aansprakelijkheid en verzekering en in dat systeem draagt iedereen zijn eigen schade. Dat adagium is echt niet ter aarde besteld.”

 

Een grote schaamlap

Na een rondje langs de velden, waarbij hij de jongste ontwikkelingen benoemde ten aanzien van aansprakelijkheid en verzekering na ongelukken in de particuliere sfeer, bij sport en spel en in het verkeer, na medische incidenten, na geweld en criminaliteit en na rampen en zware ongevallen, concludeerde Hartlief dat het nogal uitmaakt in welke context de schade valt. “Kom je überhaupt binnen langs de poort van het aansprakelijkheidsrecht?”, vervolgde hij. “En als je er al langs komt, is de situatie niet voor iedereen even rooskleurig. De ene keer valt de gedupeerde een gunstiger regime ten deel dan de andere keer.” Verbeteringen zijn mogelijk, aldus Hartlief, daarbij wijzend naar de politiek, de verzekeringsmarkt en de Hoge Raad. “Bij beroepsziekten is wat mij betreft de politiek nu echt aan zet”, stelde hij. “Nu lopen de meesten zich stuk op de muren van het aansprakelijkheidsrecht of ze beginnen er niet eens meer aan. Dat is natuurlijk een heel trieste vaststelling. We krijgen langzamerhand een grote schaamlap, een lappendeken aan tegemoetkomingsregelingen die het zicht op het onderliggende niet functionerende systeem van het aansprakelijkheidsrecht probeert weg te nemen. Zo moet het niet doorgaan. Wat er wel moet komen is een directe verzekering, al was het maar omdat die meer mensen sneller bedient met een adequate vergoeding, zonder de ellende van het aansprakelijkheidsrecht.”

 

Het compensatiehuis versterken

In zijn betoog benadrukte Ton Hartlief dat er ook een groter beroep op de markt voor verzekeringsoplossingen kan worden gedaan, waarbij hij het Franse Garantie des Accidents de la Vie als voorbeeld stelde, en dat we de Hoge Raad nog meer aan de knoppen kunnen laten draaien, bijvoorbeeld door de draad van artikel 7:611-verzekeringsplicht weer op te pakken. “Het totaalplaatje is niet fraai”, zo besloot Hartlief. “Er blijven gelukkigen die de poort binnenkomen en pechvogels die het met de sociale zekerheid en eigen voorzieningen moeten doen. Of we trots op dat plaatje mogen zijn, is een retorische vraag. Ooit zijn we gewend geraakt aan spectaculaire aanvullingen door de Hoge Raad, maar die ontwikkelingen zijn tot stilstand gekomen en ik verwacht niet dat de Hoge Raad dat waakvlammetje weer snel zal laten opflakkeren. Tegen die achtergrond is het de kunst de politiek in beweging te krijgen. Stop met het dumpen van geld. Beter is het om de basis van het compensatiehuis, de pijlers aansprakelijkheid en verzekering, te versterken, want je weet maar nooit hoe een koe een haas vangt.”

Ton Hartlief, advocaat-generaal bij de Hoge Raad
en hoogleraar Privaatrecht
aan Universiteit Maastricht, behandelde de vraag of we anno 2024 nog trots op het personenschaderecht zijn.
Hij stelde dat het personenschaderecht in het verleden de weg wees voor andere deelterreinen van
het aansprakelijkheidsrecht. De personenschade vormde als het ware de frontlinie van dat aansprakelijkheidsrecht. “Maar we hebben ook een commercialiseringsslag gemaakt”, aldus Hartlief.
“We hebben ook het inzicht verworven dat het aansprakelijkheidsrecht in het algemeen, maar zeker ook het personenschaderecht scherpe kanten heeft.”

Actueel