door Jochem van Rossum
| senior rekenkundig expert bij Sedgwick
Column

Ofwel: risico van het vak, collateral damage,
soms zit het mee, soms zit het tegen ...
Wie had enkele jaren geleden kunnen voorspellen dat Trump terug zou keren in het Witte Huis, of dat de bitcoin zou doorgroeien naar een koers boven de 100.000 euro?
terug
Column
Om de toekomstschade te kunnen berekenen, moeten er uitspraken over de toekomst gedaan worden. Het voorspellen van deze toekomst is echter een hachelijke bezigheid. Wie had enkele jaren geleden kunnen voorspellen dat Trump terug zou keren in het Witte Huis, of dat de bitcoin zou doorgroeien naar een koers boven de 100.000 euro? Als we het wat dichter bij het vakgebied van de letselschade zoeken, had ook niemand kunnen voorspellen dat de spaarrente nihil zou worden of zelfs negatief. Ook de inflatie van ruim 10 procent had volgens mij niemand voorspeld, laat staan de cao loonstijgingen die hierop volgden. Wanneer we het hebben over de rente en inflatie, gaat het bij de berekening van de contante waarde om een uitspraak over de omvang van deze twee variabelen. We kunnen hierbij te hoog en te laag zitten. Bij een te hoge rekenrente is de contante waarde te laag berekend, en bij een te lage rekenrente vice versa.
De berekening zal foutief blijken te zijn wanneer deze percentages niet goed zijn ingeschat. We kunnen er met onze toekomstberekening echter ook (ver) naast zitten wanneer achteraf blijkt dat we in de basis überhaupt een verkeerde rekenmethodiek hebben gebruikt. Nog niet zo lang geleden werd het vermogen in box III belast met een verondersteld fictief rendement van vier procent. Na het Kerstarrest van 24 december 2021 is hier een einde aan gekomen. Het gevolg van dit arrest is dat rekening gehouden moet worden met het feitelijke rendement. Ofschoon deze exacte fiscale wetgeving nog niet geheel uitgewerkt is, wordt op dit moment veelal gerekend met het rendement dat in de rekenrente verondersteld is. Uitgaande van de meest recente Aanbeveling Rekenrente 2024 (1 augustus 2024) betekent dit een rendement van twee procent. Door uit te gaan van twee in plaats van vier procent is de toekomstige fiscale schade opeens 50 procent lager uitgevallen. Ergo, voor belanghebbenden die hun fiscale schade vóór het Kerstarrest hebben ontvangen, werd de fiscale schade veelal te hoog ingeschat.
Naast de verandering in de fiscale wetgeving is er onlangs ook een verandering in de Pensioenwetgeving doorgevoerd. Het gevolg van de nieuwe Wet toekomst pensioenen is dat er geen vaste pensioenaanspraak meer wordt opgebouwd. In plaats daarvan wordt een vaste premie ingelegd. Het rendement op deze premie is ongewis, en ook is niet duidelijk op basis van welke rekenrente dit pensioenkapitaal doorgerekend moet worden naar een jaarlijkse aanspraak. De middelloonregeling en eindloonregeling komen hiermee te vervallen. Wat de individuele gevolgen van deze wijzigingen zijn, is nog onduidelijk. Wel kunnen we stellen dat voor veel pensioendeelnemers de nieuwe pensioenaanspraak in hoge mate zal afwijken van de aanspraak die op basis van het oude stelsel is doorgerekend. Hieruit kunnen we dan concluderen dat de uitgekeerde pensioenschade te hoog of te laag zal blijken te zijn.
Een derde wijziging die van grote invloed zal zijn op de berekening van de letselschade is de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA). Nu men sinds 2025 actief handhaaft op de inhoud van deze wet, bestaat de mogelijkheid dat zzp’ers en opdrachtgevers zullen kiezen voor een loondienstverband. In de berekeningen die eerder gemaakt zijn ging men veelal uit van de situatie dat belanghebbenden tot de pensioengerechtigde leeftijd als zzp’er zouden blijven werken. Het verlies aan verdienvermogen dat hieruit voortvloeit is daardoor berekend op basis van de veronderstelde winst in de situatie zonder ongeval. Het is echter de vraag of deze belanghebbenden in de situatie zonder ongeval inderdaad als zelfstandige zouden willen of kunnen doorwerken. Ergo: grote kans dat de berekening van deze schade vóór invoering van de Wet DBA voor veel belanghebbenden te hoog is uitgekomen.
Nu gebleken is dat onder andere de Belastingdienst, de overheid en de ECB niet altijd even consequent zijn in hun beleid en lange termijnplanning, horen bovengenoemde onverwachte omstandigheden kennelijk bij het risico van het uitkeren van de toekomstschade in één keer. Ofwel: risico van het vak, collateral damage, soms zit het mee, soms zit het tegen, of misschien hebt u nog een andere omschrijving. Wat dat betreft is de discussie over de rekenrente wat overzichtelijker: het gaat telkens om de uitspraak van de omvang van rente en inflatie voor de toekomstige jaren. Voor de inflatie wordt al geruime tijd een rente van twee procent gehanteerd, gelijk aan de streefrente van de ECB. Ondanks de tijdelijke (flinke) opleving van de inflatie, heeft men deze inflatie telkens gelijk gehouden aan twee procent. Voor de rente zoekt men voor de eerste jaren vooral aansluiting bij de huidige rente op spaarrekeningen. Ofschoon de feitelijke rente op het moment van uitkomen van de meest recente aanbeveling al aanzienlijk hoger lag dan de rente die genoemd werd in deze Aanbeveling, is de factor rekenrente minder veranderlijk dan eerder genoemde onderwerpen. Met de komst van de aanbeveling wordt ook meer nauwlettend de vinger aan de pols gehouden. Een uitspraak over de rekenrente blijft sowieso nodig. De rekenmethodiek van de contante waarde zal immers niet veranderen. Net zoals een goede whisky na rijping elk jaar beter wordt, ga ik ervan uit dat de uitgangspunten voor de bepaling van de rekenrente ook verder zullen rijpen.
Benieuwd welke verrassingen 2025 voor ons in petto heeft!
door Jochem van Rossum
| senior rekenkundig expert bij Sedgwick
Column

Ofwel: risico van het vak, collateral damage,
soms zit het mee, soms zit het tegen ...
terug
Wie had enkele jaren geleden kunnen voorspellen dat Trump terug zou keren in het Witte Huis, of dat de bitcoin zou doorgroeien naar een koers boven de 100.000 euro?
Om de toekomstschade te kunnen berekenen, moeten er uitspraken over de toekomst gedaan worden. Het voorspellen van deze toekomst is echter een hachelijke bezigheid. Wie had enkele jaren geleden kunnen voorspellen dat Trump terug zou keren in het Witte Huis, of dat de bitcoin zou doorgroeien naar een koers boven de 100.000 euro? Als we het wat dichter bij het vakgebied van de letselschade zoeken, had ook niemand kunnen voorspellen dat de spaarrente nihil zou worden of zelfs negatief. Ook de inflatie van ruim 10 procent had volgens mij niemand voorspeld, laat staan de cao loonstijgingen die hierop volgden. Wanneer we het hebben over de rente en inflatie, gaat het bij de berekening van de contante waarde om een uitspraak over de omvang van deze twee variabelen. We kunnen hierbij te hoog en te laag zitten. Bij een te hoge rekenrente is de contante waarde te laag berekend, en bij een te lage rekenrente vice versa.
De berekening zal foutief blijken te zijn wanneer deze percentages niet goed zijn ingeschat. We kunnen er met onze toekomstberekening echter ook (ver) naast zitten wanneer achteraf blijkt dat we in de basis überhaupt een verkeerde rekenmethodiek hebben gebruikt. Nog niet zo lang geleden werd het vermogen in box III belast met een verondersteld fictief rendement van vier procent. Na het Kerstarrest van 24 december 2021 is hier een einde aan gekomen. Het gevolg van dit arrest is dat rekening gehouden moet worden met het feitelijke rendement. Ofschoon deze exacte fiscale wetgeving nog niet geheel uitgewerkt is, wordt op dit moment veelal gerekend met het rendement dat in de rekenrente verondersteld is. Uitgaande van de meest recente Aanbeveling Rekenrente 2024 (1 augustus 2024) betekent dit een rendement van twee procent. Door uit te gaan van twee in plaats van vier procent is de toekomstige fiscale schade opeens 50 procent lager uitgevallen. Ergo, voor belanghebbenden die hun fiscale schade vóór het Kerstarrest hebben ontvangen, werd de fiscale schade veelal te hoog ingeschat.
Naast de verandering in de fiscale wetgeving is er onlangs ook een verandering in de Pensioenwetgeving doorgevoerd. Het gevolg van de nieuwe Wet toekomst pensioenen is dat er geen vaste pensioenaanspraak meer wordt opgebouwd. In plaats daarvan wordt een vaste premie ingelegd. Het rendement op deze premie is ongewis, en ook is niet duidelijk op basis van welke rekenrente dit pensioenkapitaal doorgerekend moet worden naar een jaarlijkse aanspraak. De middelloonregeling en eindloonregeling komen hiermee te vervallen. Wat de individuele gevolgen van deze wijzigingen zijn, is nog onduidelijk. Wel kunnen we stellen dat voor veel pensioendeelnemers de nieuwe pensioenaanspraak in hoge mate zal afwijken van de aanspraak die op basis van het oude stelsel is doorgerekend. Hieruit kunnen we dan concluderen dat de uitgekeerde pensioenschade te hoog of te laag zal blijken te zijn.
Een derde wijziging die van grote invloed zal zijn op de berekening van de letselschade is de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA). Nu men sinds 2025 actief handhaaft op de inhoud van deze wet, bestaat de mogelijkheid dat zzp’ers en opdrachtgevers zullen kiezen voor een loondienstverband. In de berekeningen die eerder gemaakt zijn ging men veelal uit van de situatie dat belanghebbenden tot de pensioengerechtigde leeftijd als zzp’er zouden blijven werken. Het verlies aan verdienvermogen dat hieruit voortvloeit is daardoor berekend op basis van de veronderstelde winst in de situatie zonder ongeval. Het is echter de vraag of deze belanghebbenden in de situatie zonder ongeval inderdaad als zelfstandige zouden willen of kunnen doorwerken. Ergo: grote kans dat de berekening van deze schade vóór invoering van de Wet DBA voor veel belanghebbenden te hoog is uitgekomen.
Nu gebleken is dat onder andere de Belastingdienst, de overheid en de ECB niet altijd even consequent zijn in hun beleid en lange termijnplanning, horen bovengenoemde onverwachte omstandigheden kennelijk bij het risico van het uitkeren van de toekomstschade in één keer. Ofwel: risico van het vak, collateral damage, soms zit het mee, soms zit het tegen, of misschien hebt u nog een andere omschrijving. Wat dat betreft is de discussie over de rekenrente wat overzichtelijker: het gaat telkens om de uitspraak van de omvang van rente en inflatie voor de toekomstige jaren. Voor de inflatie wordt al geruime tijd een rente van twee procent gehanteerd, gelijk aan de streefrente van de ECB. Ondanks de tijdelijke (flinke) opleving van de inflatie, heeft men deze inflatie telkens gelijk gehouden aan twee procent. Voor de rente zoekt men voor de eerste jaren vooral aansluiting bij de huidige rente op spaarrekeningen. Ofschoon de feitelijke rente op het moment van uitkomen van de meest recente aanbeveling al aanzienlijk hoger lag dan de rente die genoemd werd in deze Aanbeveling, is de factor rekenrente minder veranderlijk dan eerder genoemde onderwerpen. Met de komst van de aanbeveling wordt ook meer nauwlettend de vinger aan de pols gehouden. Een uitspraak over de rekenrente blijft sowieso nodig. De rekenmethodiek van de contante waarde zal immers niet veranderen. Net zoals een goede whisky na rijping elk jaar beter wordt, ga ik ervan uit dat de uitgangspunten voor de bepaling van de rekenrente ook verder zullen rijpen.
Benieuwd welke verrassingen 2025 voor ons in petto heeft!