door drs. J.J.H. van Rossum FFP

| senior rekenkundig expert bij Sedgwick

In mijn vorige column werd de huidige waan van de dag aangehaald in de rekenrentediscussie. Gesteld werd dat de huidige extreem lage rente niet automatisch deze discussie zou mogen domineren. Ditzelfde geldt voor een ander zeer actueel onderwerp: de inflatie. Of liever gezegd de extreem hoge inflatie. Welke positie heeft dit onderwerp in de discussie rondom de rekenrente?

Inflatie en rekenrente. Verleden, heden
en toekomst.

Column

Ook voor het onderwerp inflatie geldt dat we moeten voorkomen dat we ons laten leiden door deze waan van de dag.

De oorlog in Oekraïne heeft de prijsstijgingen in een stroomversnelling gebracht. Belangrijkste onderdeel van deze inflatie zijn de gestegen prijzen van stroom en gas.

Column

Ik haal natuurlijk niet voor niets dit onderwerp aan in deze column. Kranten, journaals, internet: overal wordt op dit moment gesproken over het inflatiespook. De oorlog in Oekraïne heeft de prijsstijgingen in een stroomversnelling gebracht. Belangrijkste onderdeel van deze inflatie zijn de gestegen prijzen van stroom en gas. Maar niet alleen energie is duurder geworden. De energieschaarste heeft ook zijn weerslag op allerlei andere producten. Het productieproces vraagt immers doorgaans veel energie. Het is pijnlijk duidelijk geworden hoezeer we afhankelijk zijn van stroom en gas in ons dagelijks leven. En dan met name stroom en gas uit Rusland. Maar dat terzijde.







Door inflatie ontstaat koopkrachtverlies. Compensatie door de overheid verzacht de pijn, maar kan niet voorkomen dat er per saldo minder besteed kan worden. Men heeft hier al op voorgesorteerd door een nieuw woord in te voeren: ‘verarming’. Deze verarming treedt op bij de gehele bevolking, hoewel het wel een relatief begrip is: het CPB gaat voor 2022 uit van een inflatie van 5,2% en een koopkrachtverlies van 2,7%. Niet voor iedereen zal een koopkrachtverlies van 2,7% evenveel indruk maken. Niettemin zijn het wel serieuze percentages.


Zoals bekend vormt de inflatie een onderdeel van de rekenrente. Deze wordt namelijk gevormd door het saldo van het rendement en de inflatie. Eerstgenoemde factor is in de vorige column al aan bod gekomen. Economisch gezien zijn beide factoren overigens onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een hogere inflatie betekent doorgaans ook een hogere rente, waardoor een hogere inflatie in de rekenrenteformule al dan niet gedeeltelijk gecompenseerd kan worden door een hogere rente.


Terug naar de discussie over inflatie en verarming. Inmiddels is dus becijferd dat voor iedereen verarming plaatsvindt. De berichtgeving over inflatie zorgt daardoor voor veel mensen voor onrust, zo ook binnen de letselschadewereld. Dat is begrijpelijk, niettemin dient een en ander wel binnen de juiste context geplaatst te worden. De factor inflatie zorgt in de rekenrenteformule ervoor dat rekening wordt gehouden met de indexatie van het salaris die in de situatie zonder ongeval aan de orde zou zijn geweest. Wat dat betreft hebben we het over een andere indexatie dan de percentages die we in het nieuws horen. Voor mij persoonlijk geldt dat mijn salaris in de afgelopen maand niet met 12% is geïndexeerd, en ik verwacht eerlijk gezegd ook niet dat dit alsnog gaat gebeuren. Wat dat betreft zijn er veel gelijkenissen met de eerder aangehaalde discussie over het rendement. De huidige extreem lage (spaar)rente zal waarschijnlijk niet betekenen dat deze ook voor de lange termijn opgeld doet. Dat geldt ook voor de huidige inflatie, voor zover deze overigens al überhaupt invloed heeft op salaris-indexaties. Als ik de verschillende cao’s bestudeer, heb ik er nog geen één gevonden die qua indexatie gelijke tred houdt met de inflatiepercentages. Zeer waarschijnlijk mogen we dus concluderen dat de verarming ook in de situatie zonder ongeval zou zijn opgetreden. Het ligt daarmee dus niet in de lijn der verwachting dat de inflatiecomponent in de rekenrenteformule aangepast zal worden, ondanks de extreem hoge inflatie van dit moment. De recente nieuwe aanbeveling (juni 2022) gaat daarom ook, zoals verwacht, uit van hetzelfde inflatiepercentage (2%).


Is de stijgende inflatie dan helemaal zonder gevolgen? Zeker niet. Niet in de laatste plaats omdat de hogere inflatie uiteindelijk ook zorgt voor een hogere rente. Deze ontwikkeling is op dit moment al gaande, en kan goed gevolgd worden aan de hand van de hypotheekrente, spaarrente en rente op staatsobligaties. Een ander gevolg is dat er een steeds groter wordende roep ontstaat naar loonstijgingen. Wanneer het brood duurder wordt, is het immers ook wel handig als het salaris mee stijgt. Bestudering van cao-indexaties van de afgelopen 10 jaar, laat zien dat deze indexaties overigens nooit hoger waren dan 3%. Daarmee is niet gezegd dat het deze keer niet hoger zou zijn, maar het laat wel zien in welke orde van grootte we moeten denken.


En als we het dan toch over de waan van de dag hebben, is het ook goed om te vermelden dat het de verwachting is dat de inflatie niet van structurele aard is.  Zo stelde hoofdeconoom Van Mulligen van het CBS onlangs dat het de verwachting is dat de inflatie van korte termijn is. De inflatie wordt vooral veroorzaakt door stijgende energieprijzen. Die zullen naar verwachting niet blijven doorstijgen en hebben intussen het hoogste niveau wel bereikt. Indien de energieprijzen niet blijven doorstijgen, zal over enkele maanden de inflatie weer tot normale proporties krimpen. Daarnaast geldt dat de ECB ongewijzigd uitgaat van een inflatie van 2% voor de lange termijn. Ook in de nieuwste aanbeveling rekenrente wordt dit uitgangspunt, zoals gezegd, niet losgelaten (terwijl het rendement wel naar beneden werd bijgesteld). Het moge duidelijk zijn dat bovenstaande ontwikkelingen sterk afhankelijk zijn van het verloop én de afloop van de oorlog in Oekraïne.


Bijzonder om te vermelden is overigens dat in de aanbeveling gerekend wordt met de prijsinflatie (CPI), en niet met de (hogere) looninflatie. Gesteld wordt dat met de looninflatie al rekening wordt gehouden in de begroting van de jaarschade. Dit standpunt kan ik niet helemaal duiden. In mijn overtuiging wordt verondersteld dat deze looninflatie al opgesloten ligt in de inflatie die men hanteert als component van de rekenrente. Deze rekenrente wordt gehanteerd voor de kapitalisatie van diverse schadeposten. Wanneer we het hebben over de kapitalisatie van verlies van arbeidsvermogen of huishoudelijk hulp, ligt het meer in de rede om aansluiting te zoeken bij de looninflatie dan bij de prijsinflatie. Het gaat immers bij de berekening van het verlies van arbeidsvermogen om de ontwikkeling van het salaris in de situatie zonder ongeval. Deze salarisontwikkeling is niet zozeer gebaseerd op de prijsontwikkeling. Ik ben het er volledig mee eens dat het er niet overzichtelijker op wordt wanneer er twee rekenrentes zijn, één waarbij rekening wordt gehouden met prijsinflatie en één met looninflatie. Tegelijkertijd is het een gegeven dat het verlies van arbeidsvermogen dikwijls de grootste schadepost is. Het zou dan ook logischer zijn om hiervoor het looninflatiecijfer te hanteren.







Los van deze inhoudelijke discussie, is het ook belangrijk te constateren of er veel verschil bestaat tussen het gemiddelde looninflatiecijfer en het prijsinflatiecijfer. Deze bedroeg over de periode 1995 tot en met 2021 respectievelijk gemiddeld 2,18% en 1,95 %. Daarmee lijkt bovenstaande discussie redelijk in de kiem gesmoord, gemiddeld komen we dan toch redelijk in de buurt van de 2%. Om het plaatje compleet te maken heb ik ook gekeken naar de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon. Deze vormt namelijk de grondslag voor de indexatie van de sociale zekerheidsuitkeringen. Aangezien in de situatie met ongeval dikwijls sprake is van een (WIA‑)uitkering is dit indexatiecijfer dus van belang.  Over de periode 2006 tot 2022, blijkt deze 1,92% te zijn. Ook hier ligt dit cijfer dus redelijk in de pas met de veronderstelde indexatie in de rekenrenteformule. Dat ligt anders voor de pensioenindexatie. Het grootste pensioenfonds van ons land, ABP, heeft sinds 2009 het pensioen niet meer geïndexeerd, terwijl we in de berekening van de contante waarde van de pensioenschade rekening houden met een indexatie van 2%. Hiermee hebben we dus gepensioneerde belanghebbenden de afgelopen 10 jaar tekortgedaan. We veronderstelden in de berekening een indexatie van 2%, terwijl deze feitelijk 0% bedroeg.


Ik begon deze column met de waan van de dag, daarmee wil ik ook eindigen. Ook voor het onderwerp inflatie geldt dat we moeten voorkomen dat we ons laten leiden door deze waan van de dag. Zeker wanneer we weten dat een kapitalisatie van een letselschade vaak betrekking heeft op een langere periode. Net zoals de rente niet oneindig (extreem) laag blijft, zal de inflatie ook niet oneindig (extreem) hoog blijven. Is deze column dan een appèl om simpelweg voorgaande gemiddeldes te hanteren? Geenszins. Maar het is wel een betoog om alles binnen het juiste perspectief te bezien. Zoals onze eigen minister-president al aangaf: ‘we gaan het allemaal voelen’. Ook in de situatie zonder ongeval, zou deze pijn in de portemonnee dus gevoeld zijn….

door drs. J.J.H. van Rossum FFP

| senior rekenkundig expert bij Sedgwick

In mijn vorige column werd de huidige waan van de dag aangehaald in de rekenrentediscussie. Gesteld werd dat de huidige extreem lage rente niet automatisch deze discussie zou mogen domineren. Ditzelfde geldt voor een ander zeer actueel onderwerp: de inflatie. Of liever gezegd de extreem hoge inflatie. Welke positie heeft dit onderwerp in de discussie rondom de rekenrente?

Inflatie en rekenrente. Verleden, heden en toekomst.

Column

De oorlog in Oekraïne heeft de prijsstijgingen in een stroomversnelling gebracht. Belangrijkste onderdeel van deze inflatie zijn de gestegen prijzen van stroom en gas.

Ook voor het onderwerp inflatie geldt dat we moeten voorkomen dat we ons laten leiden door deze waan van de dag.

Ik haal natuurlijk niet voor niets dit onderwerp aan in deze column. Kranten, journaals, internet: overal wordt op dit moment gesproken over het inflatiespook. De oorlog in Oekraïne heeft de prijsstijgingen in een stroomversnelling gebracht. Belangrijkste onderdeel van deze inflatie zijn de gestegen prijzen van stroom en gas. Maar niet alleen energie is duurder geworden. De energieschaarste heeft ook zijn weerslag op allerlei andere producten. Het productieproces vraagt immers doorgaans veel energie. Het is pijnlijk duidelijk geworden hoezeer we afhankelijk zijn van stroom en gas in ons dagelijks leven. En dan met name stroom en gas uit Rusland. Maar dat terzijde.









Door inflatie ontstaat koopkrachtverlies. Compensatie door de overheid verzacht de pijn, maar kan niet voorkomen dat er per saldo minder besteed kan worden. Men heeft hier al op voorgesorteerd door een nieuw woord in te voeren: ‘verarming’. Deze verarming treedt op bij de gehele bevolking, hoewel het wel een relatief begrip is: het CPB gaat voor 2022 uit van een inflatie van 5,2% en een koopkrachtverlies van 2,7%. Niet voor iedereen zal een koopkrachtverlies van 2,7% evenveel indruk maken. Niettemin zijn het wel serieuze percentages.


Zoals bekend vormt de inflatie een onderdeel van de rekenrente. Deze wordt namelijk gevormd door het saldo van het rendement en de inflatie. Eerstgenoemde factor is in de vorige column al aan bod gekomen. Economisch gezien zijn beide factoren overigens onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een hogere inflatie betekent doorgaans ook een hogere rente, waardoor een hogere inflatie in de rekenrenteformule al dan niet gedeeltelijk gecompenseerd kan worden door een hogere rente.


Terug naar de discussie over inflatie en verarming. Inmiddels is dus becijferd dat voor iedereen verarming plaatsvindt. De berichtgeving over inflatie zorgt daardoor voor veel mensen voor onrust, zo ook binnen de letselschadewereld. Dat is begrijpelijk, niettemin dient een en ander wel binnen de juiste context geplaatst te worden. De factor inflatie zorgt in de rekenrenteformule ervoor dat rekening wordt gehouden met de indexatie van het salaris die in de situatie zonder ongeval aan de orde zou zijn geweest. Wat dat betreft hebben we het over een andere indexatie dan de percentages die we in het nieuws horen. Voor mij persoonlijk geldt dat mijn salaris in de afgelopen maand niet met 12% is geïndexeerd, en ik verwacht eerlijk gezegd ook niet dat dit alsnog gaat gebeuren. Wat dat betreft zijn er veel gelijkenissen met de eerder aangehaalde discussie over het rendement. De huidige extreem lage (spaar)rente zal waarschijnlijk niet betekenen dat deze ook voor de lange termijn opgeld doet. Dat geldt ook voor de huidige inflatie, voor zover deze overigens al überhaupt invloed heeft op salaris-indexaties. Als ik de verschillende cao’s bestudeer, heb ik er nog geen één gevonden die qua indexatie gelijke tred houdt met de inflatiepercentages. Zeer waarschijnlijk mogen we dus concluderen dat de verarming ook in de situatie zonder ongeval zou zijn opgetreden. Het ligt daarmee dus niet in de lijn der verwachting dat de inflatiecomponent in de rekenrenteformule aangepast zal worden, ondanks de extreem hoge inflatie van dit moment. De recente nieuwe aanbeveling (juni 2022) gaat daarom ook, zoals verwacht, uit van hetzelfde inflatiepercentage (2%).










Is de stijgende inflatie dan helemaal zonder gevolgen? Zeker niet. Niet in de laatste plaats omdat de hogere inflatie uiteindelijk ook zorgt voor een hogere rente. Deze ontwikkeling is op dit moment al gaande, en kan goed gevolgd worden aan de hand van de hypotheekrente, spaarrente en rente op staatsobligaties. Een ander gevolg is dat er een steeds groter wordende roep ontstaat naar loonstijgingen. Wanneer het brood duurder wordt, is het immers ook wel handig als het salaris mee stijgt. Bestudering van cao-indexaties van de afgelopen 10 jaar, laat zien dat deze indexaties overigens nooit hoger waren dan 3%. Daarmee is niet gezegd dat het deze keer niet hoger zou zijn, maar het laat wel zien in welke orde van grootte we moeten denken.


En als we het dan toch over de waan van de dag hebben, is het ook goed om te vermelden dat het de verwachting is dat de inflatie niet van structurele aard is.  Zo stelde hoofdeconoom Van Mulligen van het CBS onlangs dat het de verwachting is dat de inflatie van korte termijn is. De inflatie wordt vooral veroorzaakt door stijgende energieprijzen. Die zullen naar verwachting niet blijven doorstijgen en hebben intussen het hoogste niveau wel bereikt. Indien de energieprijzen niet blijven doorstijgen, zal over enkele maanden de inflatie weer tot normale proporties krimpen. Daarnaast geldt dat de ECB ongewijzigd uitgaat van een inflatie van 2% voor de lange termijn. Ook in de nieuwste aanbeveling rekenrente wordt dit uitgangspunt, zoals gezegd, niet losgelaten (terwijl het rendement wel naar beneden werd bijgesteld). Het moge duidelijk zijn dat bovenstaande ontwikkelingen sterk afhankelijk zijn van het verloop én de afloop van de oorlog in Oekraïne.


Bijzonder om te vermelden is overigens dat in de aanbeveling gerekend wordt met de prijsinflatie (CPI), en niet met de (hogere) looninflatie. Gesteld wordt dat met de looninflatie al rekening wordt gehouden in de begroting van de jaarschade. Dit standpunt kan ik niet helemaal duiden. In mijn overtuiging wordt verondersteld dat deze looninflatie al opgesloten ligt in de inflatie die men hanteert als component van de rekenrente. Deze rekenrente wordt gehanteerd voor de kapitalisatie van diverse schadeposten. Wanneer we het hebben over de kapitalisatie van verlies van arbeidsvermogen of huishoudelijk hulp, ligt het meer in de rede om aansluiting te zoeken bij de looninflatie dan bij de prijsinflatie. Het gaat immers bij de berekening van het verlies van arbeidsvermogen om de ontwikkeling van het salaris in de situatie zonder ongeval. Deze salarisontwikkeling is niet zozeer gebaseerd op de prijsontwikkeling. Ik ben het er volledig mee eens dat het er niet overzichtelijker op wordt wanneer er twee rekenrentes zijn, één waarbij rekening wordt gehouden met prijsinflatie en één met looninflatie. Tegelijkertijd is het een gegeven dat het verlies van arbeidsvermogen dikwijls de grootste schadepost is. Het zou dan ook logischer zijn om hiervoor het looninflatiecijfer te hanteren.







Los van deze inhoudelijke discussie, is het ook belangrijk te constateren of er veel verschil bestaat tussen het gemiddelde looninflatiecijfer en het prijsinflatiecijfer. Deze bedroeg over de periode 1995 tot en met 2021 respectievelijk gemiddeld 2,18% en 1,95 %. Daarmee lijkt bovenstaande discussie redelijk in de kiem gesmoord, gemiddeld komen we dan toch redelijk in de buurt van de 2%. Om het plaatje compleet te maken heb ik ook gekeken naar de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon. Deze vormt namelijk de grondslag voor de indexatie van de sociale zekerheidsuitkeringen. Aangezien in de situatie met ongeval dikwijls sprake is van een (WIA‑)uitkering is dit indexatiecijfer dus van belang.  Over de periode 2006 tot 2022, blijkt deze 1,92% te zijn. Ook hier ligt dit cijfer dus redelijk in de pas met de veronderstelde indexatie in de rekenrenteformule. Dat ligt anders voor de pensioenindexatie. Het grootste pensioenfonds van ons land, ABP, heeft sinds 2009 het pensioen niet meer geïndexeerd, terwijl we in de berekening van de contante waarde van de pensioenschade rekening houden met een indexatie van 2%. Hiermee hebben we dus gepensioneerde belanghebbenden de afgelopen 10 jaar tekortgedaan. We veronderstelden in de berekening een indexatie van 2%, terwijl deze feitelijk 0% bedroeg.


Ik begon deze column met de waan van de dag, daarmee wil ik ook eindigen. Ook voor het onderwerp inflatie geldt dat we moeten voorkomen dat we ons laten leiden door deze waan van de dag. Zeker wanneer we weten dat een kapitalisatie van een letselschade vaak betrekking heeft op een langere periode. Net zoals de rente niet oneindig (extreem) laag blijft, zal de inflatie ook niet oneindig (extreem) hoog blijven. Is deze column dan een appèl om simpelweg voorgaande gemiddeldes te hanteren? Geenszins. Maar het is wel een betoog om alles binnen het juiste perspectief te bezien. Zoals onze eigen minister-president al aangaf: ‘we gaan het allemaal voelen’. Ook in de situatie zonder ongeval, zou deze pijn in de portemonnee dus gevoeld zijn….