Op 1 juli 2023 is de Wet toekomst pensioenen (Wtp) in werking getreden. Op die datum werd een overgangsfase van enkele jaren gestart waarin afspraken worden gemaakt over het aanpassen van huidige pensioenregelingen. Op 1 januari 2028 moet de transitie voltooid zijn. Dit betekent werk aan de winkel voor werkgevers, sociale partners, pensioenuitvoerders en medezeggenschapsorganen. Deze wet heeft ook gevolgen voor de berekening van de pensioenschade in letselschadezaken. In dit artikel lichten we de Wet toekomst pensioenen in hoofdlijnen toe.
Pensioenfondsen garanderen al decennialang de hoogte van pensioenen. In zogenoemde uitkeringsovereenkomsten is vastgelegd welke pensioenaanspraak de deelnemers op de pensioendatum hebben, ongeacht het gerealiseerde rendement en ongeacht de rente op de pensioendatum. De pensioenfondsen kunnen deze garantie, vooral door de blijvend lage rentestand, allang niet meer waarmaken. Een punt is ook, dat in veel pensioenregelingen alle deelnemers dezelfde (doorsnee)premie betalen, dus ongeacht hun leeftijd. De jongere deelnemers betalen hierdoor te veel en de oudere deelnemers te weinig voor het pensioen dat zij opbouwen. Van belang is verder dat de samenleving is veranderd. Mensen worden ouder, er zijn minder werkenden dan gepensioneerden en mensen veranderen vaker van baan of werken een tijd als zelfstandig ondernemer. De Wtp heeft daarom vier doelen, namelijk 1) dat de pensioenopbouw transparanter wordt, 2) dat de pensioenopbouw flexibeler wordt, 3) dat de pensioenen meer met de economie meebewegen en 4) dat het pensioenstelsel beter bij maatschappelijke ontwikkelingen aansluit. Zo wordt de nieuwe pensioenregeling toekomstbestendiger, dat is althans de stelling.
Geen uitkerings- maar premieovereenkomsten
Pensioenfondsen garanderen in het nieuwe stelsel niet langer een bepaalde pensioenhoogte. De bestaande uitkeringsovereenkomsten worden naar individuele pensioenpotten omgezet en maken plaats voor premieovereenkomsten. Daarin is vastgelegd welke pensioenpremie moet worden betaald. Deze premie wordt in de persoonlijke pensioenpot van de deelnemer gestort, die op elk moment kan zien hoeveel vermogen is opgebouwd. De betaalde premie komt direct ten gunste van het eigen pensioen. Er komt dus een einde aan de impliciete subsidie van jong naar oud. Doordat in het oude systeem het meeste pensioen aan het einde van de loopbaan werd opgebouwd, had een andere baan of werkloosheid aan het einde van die loopbaan extra grote gevolgen. In het nieuwe systeem is dit niet meer het geval. Een gevolg hiervan is wel dat voor de veertigers en vijftigers in de nieuwe regeling een nadeel ontstaat. Zij hebben in hun jonge jaren te weinig opgebouwd en gaan niet meer profiteren van het huidige voordeel van ouderen. Het verschil moet door het betreffende pensioenfonds worden gecompenseerd.
Soorten premieregelingen
In de nieuwe situatie zijn er verschillende soorten premieregelingen. Bij de solidaire premieregeling worden de risico’s collectief gedeeld. Door die collectiviteit hebben de deelnemers geen keuzestress. Dankzij een solidariteitsreserve is het pensioenresultaat stabiel. Bij de flexibele premieregeling worden minder risico’s met elkaar gedeeld. De deelnemers hebben de keuze om meer of minder risicovol te beleggen en kunnen bij pensionering voor een vaste of variabele uitkering kiezen. Welke premieregeling wordt gekozen, wordt aan de cao-tafel beslist. Naast deze twee premieregelingen is er nog de premie-uitkeringsovereenkomst. Deze regeling kan alleen door een verzekeraar worden uitgevoerd en onder voorwaarden door een pensioenpremie-instelling (PPI). De premie-uitkeringsovereenkomst staat nu bekend als de beschikbare premieregeling. Hierbij is de hoogte van het pensioen afhankelijk van de beschikbaar gestelde premie en eventueel het beleggingsrendement van de verzekeraar.
Invaren
Na de transitieperiode kan alleen nog in het nieuwe stelsel pensioen worden opgebouwd. Het al gespaarde pensioenvermogen mag dan naar het nieuwe stelsel worden omgezet. Dit heet invaren. De meeste pensioenfondsen zullen een sterke voorkeur hebben voor zo’n interne collectieve waardeoverdracht. Het laten bestaan van twee systemen naast elkaar werkt namelijk kostenverhogend. Bij omzetting van een uitkeringsovereenkomst naar een premie-overeenkomst is het belangrijk te weten hoe de hoogte van het kapitaal wordt berekend. Nu is dat nog niet bekend. Reeds bestaande premie-overeenkomstenworden niet ingevaren. Verzekeraars hoeven dus geen moeilijke overgangsberekeningen te maken.
Nabestaandenpensioen
In het nieuwe pensioenstelsel wordt het nabestaandenpensioen voor iedereen op dezelfde manier geregeld. Bij overlijden na pensionering bedraagt het nabestaandenpensioen 70 procent van het opgebouwde ouderdomspensioen. Bij overlijden voor pensionering bedraagt het nabestaandenpensioen maximaal 50 procent van het salaris. Het nabestaandenpensioen kan nu nog wel diensttijdafhankelijk zijn, maar dat is het straks dus niet meer.
Indexatie
Door de lage rente in de afgelopen jaren waren pensioenfondsen verplicht om een hoger eigen vermogen aan te houden. Ook bij een lagere rente konden daardoor alle betalingsverplichtingen in voldoende mate afgedekt worden. Ruimte voor indexatie was er lange tijd niet. Men gaat ervan uit dat pensioenaanspraken in het nieuwe stelsel sneller zullen stijgen of afnemen wanneer het met de economie goed of slecht gaat. Het is de verwachting dat het pensioen met de nieuwe regels vaker en eerder omhooggaat dan nu het geval is. Met stijgende rendementen vindt immers een versnelde opbouw van kapitaal plaats. Niet iedereen echter vindt een directe koppeling van de indexatie aan het persoonlijk beleggingsresultaat een goede ontwikkeling, op deze wijze wordt immershet collectieve risico van het pensioenfonds naar deindividuele deelnemer verlegd. In het nieuwe stelsel komen zowel beleggingsrisico’s, financiële risico's van het steeds ouder worden als de risico’s van de renteontwikkeling bij de pensioendeelnemers zelf te liggen.
De berekening van pensioenschade
Pas wanneer de pensioenregelingen zijn uitgewerkt, wordt duidelijk welke specifieke gevolgen het nieuwe pensioenstelsel heeft voor het berekenen van pensioenschade. Wel weten we al dat het risico voor de pensioendeelnemers groter wordt en dat er minder zekerheid over de omvang van de pensioenaanspraken bestaat. Dit is een groot verschil met de huidige uitkeringsovereenkomsten. Hier kon van het pensioenverzicht in één oogopslag afgelezen worden welke aanspraak tot het moment van arbeidsongeschiktheid was opgebouwd, en welke pensioenaanspraak opgebouwd had kunnen worden in de situatie zonder arbeidsongeschiktheid. In de nieuwe pensioenwetgeving is alleen de hoogte van de premie een zekerheid. Zowel in de opbouwfase als in de uitkeringsfase zijn er diverse onzekerheden: in de opbouwfase omdat de omvang van het pensioenkapitaal in hoge mate afhankelijk is van gerealiseerde beleggingsrendementen en in de uitkeringsfase omdat de levenslange uitkering sterk afhankelijk is van de rentestand en sterftekans op het moment van uitkeren. Hierdoor impliceren de wisselende economische ontwikkelingen een groter risico bij de opbouw van het persoonlijke kapitaal en is ook de uitkering van het pensioen onderhevig aan meer risico’s.
Deze risico’s moeten bij het berekenen van pensioenschade worden ‘ingeprijsd’. Daartoe moet met tal van aannames worden gerekend. Welke rendement op de ingelegde premies mag bijvoorbeeld worden verwacht? Hier zou zomaar dezelfde discussie kunnen ontstaan als momenteel rond de rekenrente. De ene partij zal zich met een verwacht hoog rendement rijk willen rekenen en de andere partij zal met een verwacht laag rendement de pensioenschade willen dempen. Daarnaast is de hoogte van de pensioenschade sterk afhankelijk van de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Die al dan niet gedeeltelijke premievrijstelling kan de omvang van de pensioenschade in hoge mate beperken. Over dit onderwerp is binnen de context van het nieuwe pensioenstelsel nu nog niets bekend. Deze onzekerheid is deels tijdelijk, maar ook deels blijvend. Zolang de algemene regeling en de uitgangspunten in de berekening onbekend zijn, is het koffiedik kijken. Het wordt er hoe dan ook niet eenvoudiger op.
Voordelen
Voor de pensioendeelnemer biedt het nieuwe systeem meer transparantie en flexibiliteit, maar dit gaat wel ten koste van de zekerheid van de pensioenaanspraak. Voor de werkgever wordt het duidelijker welke pensioenpremie hij voor zijn werknemers betaalt. Bovendien zal deze premie niet stijgen of dalen naarmate een werknemer ouder wordt. Voor het pensioenfonds geldt dat het bij een lage rente niet meer aan dekkingseisen wordt gehouden. Het pensioenfonds beheert het totale vermogen en administreert dit op individueel niveau. Uiteindelijk zal het vermogen naar een pensioenuitkering worden doorgerekend, uitgaande van variabelen die op dat moment van toepassing zijn (rente, sterftekans, pensioenleeftijd enzovoort).
De belangrijke punten in de Wet toekomst pensioenen zijn samenvattend:
Persoonlijk pensioenvermogen
In plaats van een gegarandeerd pensioen op basis van het aantal dienstjaren, gaan deelnemers nu een persoonlijk pensioenvermogen opbouwen. Het uiteindelijke pensioenbedrag hangt vooral af van de ingelegde premies en het rendement op de beleggingen.
Collectieve uitvoering
De collectieve uitvoering van pensioenregelingen blijft bestaan. Pensioenfondsen zullen nog steeds collectief beleggen om risico's te spreiden en schaalvoordelen te benutten. Dit biedt stabiliteit en solidariteit binnen het pensioenstelsel.
Flexibiliteit
Deelnemers krijgen de mogelijkheid om met een lager pensioenbedrag eerder met pensioen te gaan of om voor een hoger pensioen juist langer door te werken. Ze kunnen er ook voor kiezen een deel van hun pensioen (maximaal 10 procent) eerder op te nemen, bijvoorbeeld voor het aflossen van een hypotheek.
Aanpassingen in de AOW-leeftijd
De AOW-leeftijd blijft stijgen, maar minder snel dan tot nu toe. Mensen zullen dus voor een volledige AOW-uitkering langer moeten doorwerken. Zo moet het pensioenstelsel op lange termijn betaalbaar blijven.
Communicatie en transparantie
Pensioenfondsen worden verplicht deelnemers regelmatig over hun pensioenopbouw en de verwachte hoogte van hun pensioen te informeren.