door drs. J.J.H. van Rossum FFP
| senior rekenkundig expert bij Sedgwick
Bij het schrijven van deze column moest ik aan de boeren denken. En niet vanwege de stikstofcrisis. Tijdens mijn vakantie, rijdend door het polderlandschap, zag ik boeren hard werken aan hun eindproduct. Wanneer dit product gereed is, zullen zij dit uiteindelijk verkopen tegen de best mogelijke prijs. Op dat moment is men simpelweg overgeleverd aan de prijs die de veilingklok aangeeft. Deze bepaalt wat de appels, eieren, druiven of melk zullen opleveren. Wellicht dat u inmiddels twijfelt of u niet het verkeerde tijdschrift heeft opengeslagen. Wees gerust, de brug naar het onderwerp rekenrente komt eraan.
even
googelen…
Column
Los van de vraag of het UFR nou wel of niet geschikt is, valt het te prijzen dat gezocht wordt naar objectieve benchmarks.
Letselschadeslachtoffers zijn namelijk ook overgeleverd aan de stand van de rente op het moment dat zij hun kapitaal wegzetten. Idealiter zou bij het contant maken van hun schade aangesloten moeten worden bij de feitelijke rente op dat moment.
terug
Column
De reden dat ik aan de boeren moest denken, is dat ik een gelijkenis zag met letselschadeslachtoffers. Deze zijn namelijk ook overgeleverd aan de stand van de rente op het moment dat zij hun kapitaal wegzetten. Idealiter zou bij het contant maken van hun schade aangesloten moeten worden bij de feitelijke rente op dat moment. Ofwel de rente die de denkbeeldige veilingklok aangeeft, om de parallel maar even door te trekken. De veilingklok voor letselschadeslachtoffers sluit echter minder aan op de realiteit van de dag. De gehanteerde rekenrente kent in die zin geen dagprijs.
Zoals bekend is er voor de hoogte van de rekenrente in juni 2021 een Aanbeveling gedaan. In maart 2022 werd deze alweer herzien vanwege de verder gedaalde rentes. Bijzonder was ook dat in deze herziening rentes afgerond werden op halve percentages. Het werken met decimalen zou anders ‘….de suggestie van nauwkeurigheid wekken die niet op dat niveau kan worden gegeven’. Dit is een belangrijk verschil met de veilingklok, daar worden de prijzen namelijk tot drie cijfers achter de komma gespecificeerd.
Even terug naar de berekening van de contante waarde. Hierbij wordt rekening gehouden met het feit dat het kapitaal na ontvangst verder kan renderen tot het moment dat het daadwerkelijk nodig is. Omdat niet het gehele kapitaal direct benodigd is om de schade te dekken, kan dit kapitaal voor langere tijd weggezet c.q. vastgezet worden. De Aanbeveling rekenrente maakt hierbij een onderscheid in verschillende looptijden. Dit lijkt mij een prima uitgangspunt. Een deel van het bedrag is direct nodig om de schade te dekken. Dit bedrag kan dus niet vastgezet worden. Vandaar dat men voor de eerste 5 jaar de rente van een vrij opneembare spaarrekening hanteert. Vervolgens hanteert men voor de periode van 5 tot 20 jaar het gemiddelde van een 5-, 10- en 15-jaarsdeposito. Vanuit financieel planningsperspectief lijkt mij dit ook een prima uitgangspunt. Voor deze rentes kan simpelweg aansluiting gezocht worden bij de huidige spaarrentes die (Nederlandse) aanbieders hanteren. Deze zijn makkelijk te vinden op internet. De Aanbeveling noemt hierbij de website www.actuelerentestanden.nl. Voor de langere looptijden hanteert men als uitgangspunt het UFR. Hierover later meer.
Wanneer we kijken naar bovengenoemde website, dan zien wij voor een variabele spaarrekening een rente van 0,4%, de huidige Aanbeveling hanteert een rente van 0%. Een verschil van 0,4% derhalve. Vervolgens zien wij een 5-jaarsdeposito van 1,65%, een 10-jaarsdeposito van 1,9% en een 15-jaarsdeposito van 1,8%. Ofwel een gemiddelde van 1,78%. De Aanbeveling hanteert hier een rente van 0,5%. Ergo, de huidige rente ligt bijna 1,3% hoger dan de rente uit de Aanbeveling.
De Aanbeveling kan in die zin eigenlijk niet met statische rentes werken, daarvoor zijn de percentages te veranderlijk. Onlangs heeft de ECB de rente nog verhoogd met 0,75% en hier zal het niet bij blijven. De verwachting is dat extra verhogingen nog volgen. De rente is immers hét instrument om de inflatie te beteugelen. Na maart 2022 zijn de rentes in de Aanbeveling evenwel niet meer aangepast. Wanneer dit op dit moment wel zou gebeuren, kan het zomaar zijn dat deze rentes op korte termijn weer achterhaald zijn. De verwachting is immers dat rentes nog verder zullen oplopen.
Voor de periode na 20 jaar wordt aansluiting gezocht bij de UFR. Deze benchmark is wat minder transparant en bovendien, naar mijn mening, bijzonder arbitrair. Even een korte omschrijving van de UFR zoals ik deze op Wikipedia aantrof:1
De Ultimate Forward Rate (UFR) is een berekende asymptoot na het laatste liquide punt in de swaptermijnmarkt. Het is aldus een onhaalbare risicovrije rekenrente voor langjarige contracten, waarin wegens de lange looptijd onvoldoende handel bestaat. De Europese Commissie is met het Europees Parlement en de Europese Raad in overleg geweest om voor looptijden na 20 jaar deze langetermijnrente verplicht Europees vast te stellen richting een convergentiepunt van 4,2%. De onderbouwing van de 4,2% was gebaseerd op een historisch gemeten langetermijninflatie van 2% en een reële rente van 2,2%.
De Ultimate Forward Rate is de rente voor pensioenfondsen en verzekeraars waarmee de huidige waarde van hun toekomstige verplichtingen na 20 jaar moet opnieuw worden berekend. Het niveau van 4,2% fungeert hierbij als onbereikbare asymptoot.
Samengevat is de UFR dus vooral een wiskundige berekening van de risicovrije rente. Voor een spaarrekening geldt dat een bank binnengelopen kan worden om een rekening te openen en het kapitaal voor de gewenste looptijd vast te zetten. Dit ligt voor de UFR anders. Een letselschadeslachtoffer kan een pensioenfonds of verzekeraar niet verzoeken zijn kapitaal hier voor 20 jaar of langer te stallen. Laat staan dat hij hier een rente (UFR) voor ontvangt. In die zin zijn er naast de inhoudelijke bezwaren ook praktische bezwaren om de UFR als benchmark te hanteren.
Net zoals bij de inflatie een streefpercentage gehanteerd wordt, is er dus ook een soort van streefpercentage voor de risicovrije langetermijnrente. Zoals uit de omschrijving op Wikipedia bleek, bedraagt dit streefpercentage 4,2%. Binnen de context van de rekenrente zal dit voor velen een bekend percentage zijn, uit een nog niet zo ver verleden. Uit de laatste Aanbeveling blijkt dat de huidige stand van deze UFR 1,5% bedraagt. Deze ligt dus fors lager dan het langjarig streefpercentage. Hier is een gelijkenis met de inflatie, ook het huidige inflatiecijfer wijkt aanzienlijk af van het langjarige streefpercentage. Toch wordt in de Aanbeveling vastgehouden aan het streefpercentage van 2%.
De zoektocht naar een objectieve benchmark is een nobel streven. De vraag is echter of dit in de hoek van de UFR gezocht moet worden. In de basis wordt de UFR gebruikt om benodigde pensioenreserves door te rekenen. De huidige stand van de UFR wordt daarbij in hoge mate beïnvloed door macro-economische ontwikkelingen (onder andere het opkoopprogramma van de ECB). Verschillende economen schreven eerder al dat hierdoor rentes kunstmatig door de ECB omlaag gemanipuleerd zijn. Vanuit die optiek is de huidige stand van de UFR waarschijnlijk niet geschikt voor de bepaling van het langjarig gemiddelde.
Duidelijk is dus dat de Aanbeveling niet direct meebeweegt met deze feitelijke rentes. De Aanbeveling wordt in principe één keer per jaar herzien en vaker als bijzonder omstandigheden daar aanleiding voor geven. Zoals al eerder betoogd is het goed om aansluiting te zoeken bij objectieve cijfers op basis waarvan de rekenrente vastgesteld kan worden. Het is dan echter wel belangrijk om direct met de ontwikkeling van de rente mee te gaan.
Los van de vraag of het UFR nou wel of niet geschikt is, valt het te prijzen dat gezocht wordt naar objectieve benchmarks. Met dien verstande dat de rente op dagbasis zelf vastgesteld zou moeten kunnen worden, zonder afhankelijk te zijn van een aanstaande herziening van de Aanbeveling. En waarbij de betreffende informatie zelf achterhaald kan worden op openbare websites. Of zoals mijn dochter mij altijd adviseert: gewoon even googelen…
dicht
Voetnoten
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Ultimate_forward_rate
door drs. J.J.H. van Rossum FFP
| senior rekenkundig expert bij Sedgwick
Bij het schrijven van deze column moest ik aan de boeren denken. En niet vanwege de stikstofcrisis. Tijdens mijn vakantie, rijdend door het polderlandschap, zag ik boeren hard werken aan hun eindproduct. Wanneer dit product gereed is, zullen zij dit uiteindelijk verkopen tegen de best mogelijke prijs. Op dat moment is men simpelweg overgeleverd aan de prijs die de veilingklok aangeeft. Deze bepaalt wat de appels, eieren, druiven of melk zullen opleveren. Wellicht dat u inmiddels twijfelt of u niet het verkeerde tijdschrift heeft opengeslagen. Wees gerust, de brug naar het onderwerp rekenrente komt eraan.
even
googelen…
Column
Los van de vraag of het UFR nou wel of niet geschikt is, valt het te prijzen dat gezocht wordt naar objectieve benchmarks.
terug
Letselschadeslachtoffers zijn namelijk ook overgeleverd aan de stand van de rente op het moment dat zij hun kapitaal wegzetten. Idealiter zou bij het contant maken van hun schade aangesloten moeten worden bij de feitelijke rente op dat moment.
De reden dat ik aan de boeren moest denken, is dat ik een gelijkenis zag met letselschadeslachtoffers. Deze zijn namelijk ook overgeleverd aan de stand van de rente op het moment dat zij hun kapitaal wegzetten. Idealiter zou bij het contant maken van hun schade aangesloten moeten worden bij de feitelijke rente op dat moment. Ofwel de rente die de denkbeeldige veilingklok aangeeft, om de parallel maar even door te trekken. De veilingklok voor letselschadeslachtoffers sluit echter minder aan op de realiteit van de dag. De gehanteerde rekenrente kent in die zin geen dagprijs.
Zoals bekend is er voor de hoogte van de rekenrente in juni 2021 een Aanbeveling gedaan. In maart 2022 werd deze alweer herzien vanwege de verder gedaalde rentes. Bijzonder was ook dat in deze herziening rentes afgerond werden op halve percentages. Het werken met decimalen zou anders ‘….de suggestie van nauwkeurigheid wekken die niet op dat niveau kan worden gegeven’. Dit is een belangrijk verschil met de veilingklok, daar worden de prijzen namelijk tot drie cijfers achter de komma gespecificeerd.
Even terug naar de berekening van de contante waarde. Hierbij wordt rekening gehouden met het feit dat het kapitaal na ontvangst verder kan renderen tot het moment dat het daadwerkelijk nodig is. Omdat niet het gehele kapitaal direct benodigd is om de schade te dekken, kan dit kapitaal voor langere tijd weggezet c.q. vastgezet worden. De Aanbeveling rekenrente maakt hierbij een onderscheid in verschillende looptijden. Dit lijkt mij een prima uitgangspunt. Een deel van het bedrag is direct nodig om de schade te dekken. Dit bedrag kan dus niet vastgezet worden. Vandaar dat men voor de eerste 5 jaar de rente van een vrij opneembare spaarrekening hanteert. Vervolgens hanteert men voor de periode van 5 tot 20 jaar het gemiddelde van een 5-, 10- en 15-jaarsdeposito. Vanuit financieel planningsperspectief lijkt mij dit ook een prima uitgangspunt. Voor deze rentes kan simpelweg aansluiting gezocht worden bij de huidige spaarrentes die (Nederlandse) aanbieders hanteren. Deze zijn makkelijk te vinden op internet. De Aanbeveling noemt hierbij de website www.actuelerentestanden.nl. Voor de langere looptijden hanteert men als uitgangspunt het UFR. Hierover later meer.
Wanneer we kijken naar bovengenoemde website, dan zien wij voor een variabele spaarrekening een rente van 0,4%, de huidige Aanbeveling hanteert een rente van 0%. Een verschil van 0,4% derhalve. Vervolgens zien wij een 5-jaarsdeposito van 1,65%, een 10-jaarsdeposito van 1,9% en een 15-jaarsdeposito van 1,8%. Ofwel een gemiddelde van 1,78%. De Aanbeveling hanteert hier een rente van 0,5%. Ergo, de huidige rente ligt bijna 1,3% hoger dan de rente uit de Aanbeveling.
De Aanbeveling kan in die zin eigenlijk niet met statische rentes werken, daarvoor zijn de percentages te veranderlijk. Onlangs heeft de ECB de rente nog verhoogd met 0,75% en hier zal het niet bij blijven. De verwachting is dat extra verhogingen nog volgen. De rente is immers hét instrument om de inflatie te beteugelen. Na maart 2022 zijn de rentes in de Aanbeveling evenwel niet meer aangepast. Wanneer dit op dit moment wel zou gebeuren, kan het zomaar zijn dat deze rentes op korte termijn weer achterhaald zijn. De verwachting is immers dat rentes nog verder zullen oplopen.
Voor de periode na 20 jaar wordt aansluiting gezocht bij de UFR. Deze benchmark is wat minder transparant en bovendien, naar mijn mening, bijzonder arbitrair. Even een korte omschrijving van de UFR zoals ik deze op Wikipedia aantrof:1
De Ultimate Forward Rate (UFR) is een berekende asymptoot na het laatste liquide punt in de swaptermijnmarkt. Het is aldus een onhaalbare risicovrije rekenrente voor langjarige contracten, waarin wegens de lange looptijd onvoldoende handel bestaat. De Europese Commissie is met het Europees Parlement en de Europese Raad in overleg geweest om voor looptijden na 20 jaar deze langetermijnrente verplicht Europees vast te stellen richting een convergentiepunt van 4,2%. De onderbouwing van de 4,2% was gebaseerd op een historisch gemeten langetermijninflatie van 2% en een reële rente van 2,2%.
De Ultimate Forward Rate is de rente voor pensioenfondsen en verzekeraars waarmee de huidige waarde van hun toekomstige verplichtingen na 20 jaar moet opnieuw worden berekend. Het niveau van 4,2% fungeert hierbij als onbereikbare asymptoot.
Samengevat is de UFR dus vooral een wiskundige berekening van de risicovrije rente. Voor een spaarrekening geldt dat een bank binnengelopen kan worden om een rekening te openen en het kapitaal voor de gewenste looptijd vast te zetten. Dit ligt voor de UFR anders. Een letselschadeslachtoffer kan een pensioenfonds of verzekeraar niet verzoeken zijn kapitaal hier voor 20 jaar of langer te stallen. Laat staan dat hij hier een rente (UFR) voor ontvangt. In die zin zijn er naast de inhoudelijke bezwaren ook praktische bezwaren om de UFR als benchmark te hanteren.
Net zoals bij de inflatie een streefpercentage gehanteerd wordt, is er dus ook een soort van streefpercentage voor de risicovrije langetermijnrente. Zoals uit de omschrijving op Wikipedia bleek, bedraagt dit streefpercentage 4,2%. Binnen de context van de rekenrente zal dit voor velen een bekend percentage zijn, uit een nog niet zo ver verleden. Uit de laatste Aanbeveling blijkt dat de huidige stand van deze UFR 1,5% bedraagt. Deze ligt dus fors lager dan het langjarig streefpercentage. Hier is een gelijkenis met de inflatie, ook het huidige inflatiecijfer wijkt aanzienlijk af van het langjarige streefpercentage. Toch wordt in de Aanbeveling vastgehouden aan het streefpercentage van 2%.
De zoektocht naar een objectieve benchmark is een nobel streven. De vraag is echter of dit in de hoek van de UFR gezocht moet worden. In de basis wordt de UFR gebruikt om benodigde pensioenreserves door te rekenen. De huidige stand van de UFR wordt daarbij in hoge mate beïnvloed door macro-economische ontwikkelingen (onder andere het opkoopprogramma van de ECB). Verschillende economen schreven eerder al dat hierdoor rentes kunstmatig door de ECB omlaag gemanipuleerd zijn. Vanuit die optiek is de huidige stand van de UFR waarschijnlijk niet geschikt voor de bepaling van het langjarig gemiddelde.
Duidelijk is dus dat de Aanbeveling niet direct meebeweegt met deze feitelijke rentes. De Aanbeveling wordt in principe één keer per jaar herzien en vaker als bijzonder omstandigheden daar aanleiding voor geven. Zoals al eerder betoogd is het goed om aansluiting te zoeken bij objectieve cijfers op basis waarvan de rekenrente vastgesteld kan worden. Het is dan echter wel belangrijk om direct met de ontwikkeling van de rente mee te gaan.
Los van de vraag of het UFR nou wel of niet geschikt is, valt het te prijzen dat gezocht wordt naar objectieve benchmarks. Met dien verstande dat de rente op dagbasis zelf vastgesteld zou moeten kunnen worden, zonder afhankelijk te zijn van een aanstaande herziening van de Aanbeveling. En waarbij de betreffende informatie zelf achterhaald kan worden op openbare websites. Of zoals mijn dochter mij altijd adviseert: gewoon even googelen…