Actueel

Een werkwijze met 
één medisch adviseur: gewoon dóen!

“In de praktijk blijkt dat partijen bij objectieve letsels met één medisch adviseur prima uit de voeten kunnen. Daar komt bij dat we contact met slachtoffers hebben en hen ook op het spreekuur zien. Zo kunnen we gemakkelijk en laagdrempelig zaken in kaart brengen en belastende, tijdrovende specialistische expertises voorkomen.”


Laurens Buisman

“We kunnen ervaringen delen, bundelen en kijken wat echt werkt. Ik snap dat belangenbehartigers aan slachtoffers al zoveel moeten uitleggen en dan ook nog de werkwijze met één medisch adviseur. Het is een proces dat verandering vraagt.” 


Annemiek van Reenen

“Het is denk ik heel interessant om naar de mogelijkheden van medisch advies in een vroegtijdig stadium te kijken, niet om juridische argumenten te vinden, maar wel om slachtoffers weer te activeren. Dat zal zeker kunnen helpen.” 


Stan Teuben

Het debat werd geopend met de vraag hoe de Aanbeveling ‘Werken met één medisch adviseur’ in de praktijk werkt. Mr. Annemiek van Reenen-ten Kate, directeur van Hofmans Letselschade en vicevoorzitter van NLE, de branchevereniging van Nederlandse letselschade-experts, vertelde dat ze een rondvraag bij NLE-kantoren had gedaan. Daaruit bleek dat de kantoren die met één medisch adviseur werken, daar overwegend positief over zijn, “positief in die zin”, aldus Annemiek van Reenen, “dat het slachtoffer wordt gehoord, door middel van een telefonisch gesprek of een videogesprek, wat op dat moment aan de erkenning van wat er is gebeurd bijdraagt. De medisch adviseur kan bijvoorbeeld ook iemand geruststellen. Het zich gehoord voelen en het eerste contact wordt als heel positief ervaren.” Toch blijken veel kantoren de werkwijze met één medisch adviseur nog niet te hebben omarmd. “Mensen houden vast aan hun eigen medisch adviseur met wie zij een goed contact hebben. En als de verzekeraar het niet voorstelt, zien zij geen reden het wel te doen”, aldus Van Reenen. “Bovendien willen mensen vooral bij niet-objectiveerbaar letsel niet met één medisch adviseur werken, uit angst dat die op de stoel van de behandelaar of de jurist gaat zitten.”














Ook bij whiplash

Drs. Laurens Buisman, directeur van medisch adviesbureau 1MA, werkt inmiddels al tien jaar volgens deze werkwijze. Hem werd de vraag gesteld of hij dat verschil tussen zaken met objectiveerbaar letsel en zaken met niet-objectiveerbaar letsel ook zo ervaart. Buisman: “Het is een relevante en toepasselijke vraag. De vraag objectief of niet-objectief speelde ook tien jaar geleden al. In de praktijk blijkt dat partijen bij objectieve letsels met één medisch adviseur prima uit de voeten kunnen. Daar komt bij dat we, zoals Annemiek al zei, contact met slachtoffers hebben en hen ook op het spreekuur zien. Zo kunnen we gemakkelijk en laagdrempelig zaken in kaart brengen en belastende, tijdrovende specialistische expertises voorkomen. Ook in de objectieve zaken valt niettemin nog veel winst te behalen, maar nog meer natuurlijk in de niet-objectieve zaken, met whiplash als meest bekende voorbeeld, omdat daar de meeste discussie over medische causaliteit speelt. In de afgelopen tien jaar hebben we ons in die zaken ontwikkeld. Belangrijk is dat we in de eerste fase na een ongeval direct contact met het slachtoffer hebben en hem of haar laten vertellen wat er speelt. We kunnen mensen geruststellen en herstelgerichte adviezen geven en dat werkt vaak heel goed. De juristen geven we vroegtijdig medische input, zodat zij samen hun juridische oordeel kunnen beargumenteren, met name over de medische voorgeschiedenis. In ons geval speelt whiplash in veertig procent van alle zaken en net als bij de objectiveerbare letsels werkt de werkwijze met één medisch adviseur ook in die gevallen goed, is onze ervaring.”


Vertrouwen

“Wij zijn al een tijdje onderweg met deze aanbeveling”, vertelde mr. Stan Teuben, senior-manager bij Achmea Personenschade en lid van het Platform van De Letselschade Raad. “Orthopedisch letsel zie ik in dit verband als laaghangend fruit, maar ik denk dat er in de grondslag geen reden is om te zeggen dat andere zaken er niet voor in aanmerking komen. Het gaat vooral om vertrouwen, om te beginnen van het slachtoffer en van de behandelaar in de arts. De medisch adviseur heeft een belangrijke positie, de kwaliteit van het advies is bepalend voor de daadwerkelijke versnelling van het proces en de daadwerkelijke oplossing van de zaak. Maar het gaat ook om het vertrouwen van partijen in elkaar. De praktijk laat zien dat waar belangenbehartigers en verzekeraars professioneel conform het Nationaal Keurmerk Letselschade en de GBL een goede manier van samenwerken hebben gevonden, het werken met één medisch adviseur ook veel gemakkelijker gaat. Daarom is er wel degelijk een grondslag om te denken dat er ook voor niet-objectiveerbaar letsel een toekomst is. Het is denk ik heel interessant om naar de mogelijkheden van medisch advies in een vroegtijdig stadium te kijken, niet om juridische argumenten te vinden, maar wel om slachtoffers weer te activeren. Dat zal zeker kunnen helpen. Daarnaast is de aanbeveling natuurlijk ook bedoeld om het proces efficiënter en sneller te laten zijn. Ik denk dat er nog wel wat te winnen valt om de sector aantoonbaar te laten zien dat de aanbeveling dat effect heeft.”












Vaker inzetten

Dit laatste zal nodig zijn, concludeerden de panelleden, omdat in de branche nog te vaak aan de werkwijze met één medisch adviseur wordt getwijfeld. “Ik heb in de afgelopen tien jaar alle tegenargumenten wel horen langskomen”, aldus Laurens Buisman, “maar veel van die argumenten komen voort uit onbekendheid met de werkwijze, onbekendheid met de waarborgen die zijn ingebouwd en ook wel koudwatervrees. De weerstand begrijp ik, want laten we wel wezen, het werken met één medisch adviseur is commercieel gezien niet per definitie voor alle partijen handig.” Annemiek van Reenen: “We moeten het gewoon met z’n allen vaker inzetten. We kunnen ervaringen delen, bundelen en kijken wat echt werkt. Ik snap dat belangenbehartigers aan slachtoffers al zoveel moeten uitleggen en dan ook nog de werkwijze met één medisch adviseur. Het is een proces dat verandering vraagt.” Buisman: “Mensen werken het liefst vanuit een routine, maar dat is jammer, omdat ze anders zouden merken dat de werkwijze met één medisch adviseur juist helpt in de productiviteit, omdat je een aantal dingen gewoon niet meer hoeft te doen.”













Vragen en opmerkingen

Tijdens het webinar hadden de deelnemers de gelegenheid vragen en opmerkingen aan het panel voor te leggen. Een zorg onder de deelnemers was bijvoorbeeld of er in de markt voldoende capaciteit is om veel nieuwe aanvragen voor één medisch adviseur aan te kunnen. “In de afgelopen tien jaar hebben we geleerd dat het zo’n vaart niet loopt”, antwoordde Laurens Buisman. “Het gaat geleidelijk, maar er zit wel een duidelijke stijging in. Wordt de spin-off groter, dan zullen meer bureaus hierop moeten inzetten en dat zie ik ook al gebeuren.” Nog een vraag was of de perikelen die met het deskundigentraject worden ervaren - de tijd die nodig is om tot de juiste vraagstelling te komen en de onenigheid over de persoon van de deskundige - niet dezelfde zijn bij het werken met één medisch adviseur. Laurens Buisman: “Over de vraagstelling wordt niet gediscussieerd, in onze praktijk hanteren we gewoon een standaardvraagstelling, waarbij partijen de mogelijkheid hebben om in onderling overleg extra vragen toe te voegen. Ook over de keuze van de medisch adviseur wordt niet gediscussieerd. Wordt een zaak aangemeld, dan neemt een van de dienstdoende medisch adviseurs die zaak op zich. Ik heb er niet veel zicht op of daarover in de markt veel discussie ontstaat. In theorie zou het een probleem kunnen zijn. Je kunt dan denken aan vragen als waaraan die ene medisch adviseur moet voldoen en welke capaciteiten hij moet hebben. Maar nogmaals, ik weet niet hoe groot dit probleem in de praktijk is.”


Verandering van het stelsel

In de paneldiscussie werd nog gerefereerd aan de speech van Geeke Feiter, directeur Schade bij het Verbond van Verzekeraars, tijdens het PPS-Congres eind september. Daarin stelde zij dat slachtoffers de regie over hun eigen letselschadeproces moeten terugkrijgen. En Remco Heeremans had eerder tijdens het webinar aangegeven dat systeemoplossingen de aanpak in nieuwe zaken moeten verbeteren. Aan de panelleden werd daarom gevraagd welke stap voorwaarts nu kan worden gezet, in het bijzonder voor wat betreft het werken met één medisch adviseur. “Dat je niet in onbekendheid moet blijven hangen”, aldus Annemiek van Reenen. “Je moet gewoon nieuwsgierig zijn en nieuwe stappen durven zetten. Het heeft, denk ik, vooral ook te maken met de organisaties: daar moeten op managementniveau afspraken worden gemaakt. Daar moet worden bepaald: zo willen wij werken, want zo willen wij een keurmerkkantoor zijn. Dat zou in principe een goed begin zijn.” Stan Teuben: “Bij Achmea kijken we vooral naar het stelsel, hoe dat moet veranderen. Wij zijn ervan overtuigd dat we veel meer een echte dienstverlener voor het slachtoffer willen zijn. De werkwijze met één medisch adviseur past daar heel goed bij. Van huis uit ben ik jurist en misschien conservatief, maar ik erken het uitgangspunt van verandering van het stelsel. Daarom moeten we met betrekking tot de werkwijze met één medisch adviseur met z’n allen vaststellen hoe deze werkwijze de samenwerking in de branche kan vergroten en ertoe kan bijdragen dat slachtoffers zich beter erkend voelen.”


De vele vragen die tijdens het webinar werden gesteld en ook de uitkomsten van de gehouden enquête zullen als input worden gebruikt voor een vervolg op het webinar, om de werkwijze met één medisch adviseur daadkrachtig uit te blijven dragen.


Tijdens het webinar van De Letselschade Raad en het Verbond van Verzekeraars over de werkwijze met één medisch adviseur, op 6 oktober 2022, discussieerden Annemiek van Reenen-ten Kate, Laurens Buisman en Stan Teuben over de bijzonderheden van deze manier van werken. De discussie werd geleid door Barbara van der Rest, woordvoerder bij het Verbond van Verzekeraars.

Actueel

Een werkwijze 
met één medisch adviseur: gewoon dóen!

Actueel

“We kunnen ervaringen delen, bundelen en kijken wat echt werkt. Ik snap dat belangenbehartigers aan slachtoffers al zoveel moeten uitleggen en dan ook nog de werkwijze met één medisch adviseur. Het is een proces dat verandering vraagt.” 


Annemiek van Reenen



“In de praktijk blijkt dat partijen bij objectieve letsels met één medisch adviseur prima uit de voeten kunnen. Daar komt bij dat we contact met slachtoffers hebben en hen ook op het spreekuur zien. Zo kunnen we gemakkelijk en laagdrempelig zaken in kaart brengen en belastende, tijdrovende specialistische expertises voorkomen.”


Laurens Buisman

“Het is denk ik heel interessant om naar de mogelijkheden van medisch advies in een vroegtijdig stadium te kijken, niet om juridische argumenten te vinden, maar wel om slachtoffers weer te activeren. Dat zal zeker kunnen helpen.” 


Stan Teuben

Het debat werd geopend met de vraag hoe de Aanbeveling ‘Werken met één medisch adviseur’ in de praktijk werkt. Mr. Annemiek van Reenen-ten Kate, directeur van Hofmans Letselschade en vicevoorzitter van NLE, de branchevereniging van Nederlandse letselschade-experts, vertelde dat ze een rondvraag bij NLE-kantoren had gedaan. Daaruit bleek dat de kantoren die met één medisch adviseur werken, daar overwegend positief over zijn, “positief in die zin”, aldus Annemiek van Reenen, “dat het slachtoffer wordt gehoord, door middel van een telefonisch gesprek of een videogesprek, wat op dat moment aan de erkenning van wat er is gebeurd bijdraagt. De medisch adviseur kan bijvoorbeeld ook iemand geruststellen. Het zich gehoord voelen en het eerste contact wordt als heel positief ervaren.” Toch blijken veel kantoren de werkwijze met één medisch adviseur nog niet te hebben omarmd. “Mensen houden vast aan hun eigen medisch adviseur met wie zij een goed contact hebben. En als de verzekeraar het niet voorstelt, zien zij geen reden het wel te doen”, aldus Van Reenen. “Bovendien willen mensen vooral bij niet-objectiveerbaar letsel niet met één medisch adviseur werken, uit angst dat die op de stoel van de behandelaar of de jurist gaat zitten.”



















Ook bij whiplash

Drs. Laurens Buisman, directeur van medisch adviesbureau 1MA, werkt inmiddels al tien jaar volgens deze werkwijze. Hem werd de vraag gesteld of hij dat verschil tussen zaken met objectiveerbaar letsel en zaken met niet-objectiveerbaar letsel ook zo ervaart. Buisman: “Het is een relevante en toepasselijke vraag. De vraag objectief of niet-objectief speelde ook tien jaar geleden al. In de praktijk blijkt dat partijen bij objectieve letsels met één medisch adviseur prima uit de voeten kunnen. Daar komt bij dat we, zoals Annemiek al zei, contact met slachtoffers hebben en hen ook op het spreekuur zien. Zo kunnen we gemakkelijk en laagdrempelig zaken in kaart brengen en belastende, tijdrovende specialistische expertises voorkomen. Ook in de objectieve zaken valt niettemin nog veel winst te behalen, maar nog meer natuurlijk in de niet-objectieve zaken, met whiplash als meest bekende voorbeeld, omdat daar de meeste discussie over medische causaliteit speelt. In de afgelopen tien jaar hebben we ons in die zaken ontwikkeld. Belangrijk is dat we in de eerste fase na een ongeval direct contact met het slachtoffer hebben en hem of haar laten vertellen wat er speelt. We kunnen mensen geruststellen en herstelgerichte adviezen geven en dat werkt vaak heel goed. De juristen geven we vroegtijdig medische input, zodat zij samen hun juridische oordeel kunnen beargumenteren, met name over de medische voorgeschiedenis. In ons geval speelt whiplash in veertig procent van alle zaken en net als bij de objectiveerbare letsels werkt de werkwijze met één medisch adviseur ook in die gevallen goed, is onze ervaring.”


Vertrouwen

“Wij zijn al een tijdje onderweg met deze aanbeveling”, vertelde mr. Stan Teuben, senior-manager bij Achmea Personenschade en lid van het Platform van De Letselschade Raad. “Orthopedisch letsel zie ik in dit verband als laaghangend fruit, maar ik denk dat er in de grondslag geen reden is om te zeggen dat andere zaken er niet voor in aanmerking komen. Het gaat vooral om vertrouwen, om te beginnen van het slachtoffer en van de behandelaar in de arts. De medisch adviseur heeft een belangrijke positie, de kwaliteit van het advies is bepalend voor de daadwerkelijke versnelling van het proces en de daadwerkelijke oplossing van de zaak. Maar het gaat ook om het vertrouwen van partijen in elkaar. De praktijk laat zien dat waar belangenbehartigers en verzekeraars professioneel conform het Nationaal Keurmerk Letselschade en de GBL een goede manier van samenwerken hebben gevonden, het werken met één medisch adviseur ook veel gemakkelijker gaat. Daarom is er wel degelijk een grondslag om te denken dat er ook voor niet-objectiveerbaar letsel een toekomst is. Het is denk ik heel interessant om naar de mogelijkheden van medisch advies in een vroegtijdig stadium te kijken, niet om juridische argumenten te vinden, maar wel om slachtoffers weer te activeren. Dat zal zeker kunnen helpen. Daarnaast is de aanbeveling natuurlijk ook bedoeld om het proces efficiënter en sneller te laten zijn. Ik denk dat er nog wel wat te winnen valt om de sector aantoonbaar te laten zien dat de aanbeveling dat effect heeft.”















Vaker inzetten

Dit laatste zal nodig zijn, concludeerden de panelleden, omdat in de branche nog te vaak aan de werkwijze met één medisch adviseur wordt getwijfeld. “Ik heb in de afgelopen tien jaar alle tegenargumenten wel horen langskomen”, aldus Laurens Buisman, “maar veel van die argumenten komen voort uit onbekendheid met de werkwijze, onbekendheid met de waarborgen die zijn ingebouwd en ook wel koudwatervrees. De weerstand begrijp ik, want laten we wel wezen, het werken met één medisch adviseur is commercieel gezien niet per definitie voor alle partijen handig.” Annemiek van Reenen: “We moeten het gewoon met z’n allen vaker inzetten. We kunnen ervaringen delen, bundelen en kijken wat echt werkt. Ik snap dat belangenbehartigers aan slachtoffers al zoveel moeten uitleggen en dan ook nog de werkwijze met één medisch adviseur. Het is een proces dat verandering vraagt.” Buisman: “Mensen werken het liefst vanuit een routine, maar dat is jammer, omdat ze anders zouden merken dat de werkwijze met één medisch adviseur juist helpt in de productiviteit, omdat je een aantal dingen gewoon niet meer hoeft te doen.”
















Vragen en opmerkingen

Tijdens het webinar hadden de deelnemers de gelegenheid vragen en opmerkingen aan het panel voor te leggen. Een zorg onder de deelnemers was bijvoorbeeld of er in de markt voldoende capaciteit is om veel nieuwe aanvragen voor één medisch adviseur aan te kunnen. “In de afgelopen tien jaar hebben we geleerd dat het zo’n vaart niet loopt”, antwoordde Laurens Buisman. “Het gaat geleidelijk, maar er zit wel een duidelijke stijging in. Wordt de spin-off groter, dan zullen meer bureaus hierop moeten inzetten en dat zie ik ook al gebeuren.” Nog een vraag was of de perikelen die met het deskundigentraject worden ervaren - de tijd die nodig is om tot de juiste vraagstelling te komen en de onenigheid over de persoon van de deskundige - niet dezelfde zijn bij het werken met één medisch adviseur. Laurens Buisman: “Over de vraagstelling wordt niet gediscussieerd, in onze praktijk hanteren we gewoon een standaardvraagstelling, waarbij partijen de mogelijkheid hebben om in onderling overleg extra vragen toe te voegen. Ook over de keuze van de medisch adviseur wordt niet gediscussieerd. Wordt een zaak aangemeld, dan neemt een van de dienstdoende medisch adviseurs die zaak op zich. Ik heb er niet veel zicht op of daarover in de markt veel discussie ontstaat. In theorie zou het een probleem kunnen zijn. Je kunt dan denken aan vragen als waaraan die ene medisch adviseur moet voldoen en welke capaciteiten hij moet hebben. Maar nogmaals, ik weet niet hoe groot dit probleem in de praktijk is.”


Verandering van het stelsel

In de paneldiscussie werd nog gerefereerd aan de speech van Geeke Feiter, directeur Schade bij het Verbond van Verzekeraars, tijdens het PPS-Congres eind september. Daarin stelde zij dat slachtoffers de regie over hun eigen letselschadeproces moeten terugkrijgen. En Remco Heeremans had eerder tijdens het webinar aangegeven dat systeemoplossingen de aanpak in nieuwe zaken moeten verbeteren. Aan de panelleden werd daarom gevraagd welke stap voorwaarts nu kan worden gezet, in het bijzonder voor wat betreft het werken met één medisch adviseur. “Dat je niet in onbekendheid moet blijven hangen”, aldus Annemiek van Reenen. “Je moet gewoon nieuwsgierig zijn en nieuwe stappen durven zetten. Het heeft, denk ik, vooral ook te maken met de organisaties: daar moeten op managementniveau afspraken worden gemaakt. Daar moet worden bepaald: zo willen wij werken, want zo willen wij een keurmerkkantoor zijn. Dat zou in principe een goed begin zijn.” Stan Teuben: “Bij Achmea kijken we vooral naar het stelsel, hoe dat moet veranderen. Wij zijn ervan overtuigd dat we veel meer een echte dienstverlener voor het slachtoffer willen zijn. De werkwijze met één medisch adviseur past daar heel goed bij. Van huis uit ben ik jurist en misschien conservatief, maar ik erken het uitgangspunt van verandering van het stelsel. Daarom moeten we met betrekking tot de werkwijze met één medisch adviseur met z’n allen vaststellen hoe deze werkwijze de samenwerking in de branche kan vergroten en ertoe kan bijdragen dat slachtoffers zich beter erkend voelen.”


De vele vragen die tijdens het webinar werden gesteld en ook de uitkomsten van de gehouden enquête zullen als input worden gebruikt voor een vervolg op het webinar, om de werkwijze met één medisch adviseur daadkrachtig uit te blijven dragen.


Tijdens het webinar van De Letselschade Raad en het Verbond van Verzekeraars over de werkwijze met één medisch adviseur, op 6 oktober 2022, discussieerden Annemiek van Reenen-ten Kate, Laurens Buisman en Stan Teuben over de bijzonderheden van deze manier van werken. De discussie werd geleid door Barbara van der Rest, woordvoerder bij het Verbond van Verzekeraars.

Actueel