Er zijn twee manieren waarop de redelijke kosten ter vaststelling van de schade voor rekening van de andere partij kunnen komen. Het kan gaan om een verbintenis uit de wet of een verbintenis uit overeenkomst. Bij een verbintenis uit de wet vloeit uit art. 6:96 BW voort dat de redelijke buitengerechtelijke kosten als vermogensschade door de aansprakelijke persoon vergoed moeten worden. Bij een verbintenis uit overeenkomst kan men denken aan de verzekeringsovereenkomst. Uit art. 7:959 BW volgt dat de redelijke kosten tot het vaststellen van de schade ten laste van de verzekeraar komen. Voor de volledigheid vermeld ik hierbij dat er wel polisdekking moet zijn.
Verkeersongeval
Het gaat in deze zaak om een motorrijder die een ongeval kreeg in het verkeer. De motorrijder werd door een automobilist aangereden. De motorrijder had een verzekeringsovereenkomst (SVI) afgesloten en1 de auto was WAM-verzekerd. De WAM-verzekeraar heeft zich op het standpunt gesteld dat de motorrijder eigen schuld heeft aan het ongeval en dat zij op grond van art. 6:96 in verbinding met art. 6:101 BW slechts gehouden is 50% van zijn schade te vergoeden.
De motorrijder had bij zijn SVI-verzekeraar ook een rechtsbijstandsverzekering voor particulieren afgesloten. De motorrijder liet zijn belangen in eerste instantie behartigen door zijn rechtsbijstandsverzekeraar. Vervolgens is hij overgestapt naar een letselschadeadvocaat. De WAM-verzekeraar stelt zich op het standpunt dat zij niet meer dan de helft van de kosten van rechtsbijstand hoeft te vergoeden. De motorrijder verzoekt daarom aan zijn SVI-verzekeraar de overige openstaande buitengerechtelijke kosten te vergoeden. De SVI-verzekeraar betwist dat zij tot betaling van deze kosten verplicht is. Wat speelde er in deze zaak precies?
Polisvoorwaarden SVI
In de SVI-polisvoorwaarden is in art. 5 opgenomen dat verzekerde geen beroep kan doen op de SVI als verzekerde geheel of gedeeltelijk recht heeft op vergoeding kracht een andere verzekering:
De motorrijder heeft gezien de inhoud van zijn verzekeringen recht op bijstand, maar wilde geen gebruik (meer) maken van deze rechtsbijstandsverzekering. De clausule in de polisvoorwaarden is een zogenoemde “na-u-clausule”. De SVI-verzekeraar wijst een vergoeding van de buitengerechtelijke kosten af gezien de opgenomen “na-u-clausule” in de polis. De motorrijder had namelijk de mogelijkheid om gebruik te blijven maken van de afgesloten rechtsbijstandsverzekering, maar besloot zelf om naar een letselschadeadvocaat over te stappen. Aangezien de SVI-verzekeraar de openstaande buitengerechtelijke kosten gemoeid met het inschakelen van de advocaat niet wilde vergoeden heeft de motorrijder een procedure gestart bij de rechtbank.
Rechtbank en Hof
Zoals beschreven heeft de motorrijder een SVI-verzekeringsovereenkomst gesloten. De motorrijder stelt bij de rechtbank dat de redelijke advocaatkosten op grond van art. 7:959 lid 1 BW voor rekening van zijn SVI-verzekeraar moeten komen en dat van dit artikel niet mag worden afgewezen (art. 7:963 lid 6 BW). De SVI-verzekeraar mag een vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten niet afwijzen op grond van de SVI-polisvoorwaarden volgens de motorrijder:
De rechtbank oordeelde dat de vergoedingsplicht voor de advocaatkosten hoe dan ook afstuit op artikel 5 lid 3 van de polisvoorwaarden. Deze polisvoorwaarden sluit een vergoeding voor redelijke kosten namelijk niet uit, maar bepaalt dat geen kosten geclaimd kunnen worden onder de SVI als een vergoeding, uitkering of verstrekking uit anderen hoofde bij een andere verzekeraar geldt.
Die situatie doet zich voor volgens de rechtbank, want de motorrijder had immers ook een rechtsbijstandsverzekering afgesloten.
Het hof was het eens met het oordeel van de rechtbank. Art. 5 lid 3 van de polisvoorwaarden (de zogenoemde “na-u-clausule”) strekt ertoe geen uitkering te doen als uit anderen hoofde aanspraak bestaat op vergoeding. Dit beding is duidelijk en begrijpelijk. De motorrijder heeft ondanks zijn recht op juridische bijstand door letselschadejuristen van zijn rechtbijstandsverzkeraar zelf ervoor gekozen om een andere rechtshulpverlener (advocaat) in te schakelen.
Een vraag die het hof wel beantwoordde en de rechtbank niet was de vraag of de advocaatkosten überhaupt onder de werking van art. 7:959 lid 1 BW vallen. Het hof overweegt dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat met ‘kosten tot het vaststellen van de schade’ de zogenoemde expertisekosten zijn bedoeld. Dit betreft (uitsluitend) de kosten in art. 6:96 lid 2 sub b BW: de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid.2
Dat was duidelijk. Daarna werd door het hof onderzocht of de advocaatkosten wel onder de noemer ‘kosten tot het vaststellen van de schade’ vielen. Daarover ontstond een andere discussie tussen partijen. Er waren weliswaar declaraties van de advocaat in de procedure gebracht, maar op de specificatie stond alleen “medisch advies” en “opstellen schadestaat” vermeld. Is deze summiere toelichting voldoende voor het vergoeden van buitengerechtelijke kosten? In de praktijk zien we vaker urenspecificaties die niet of nauwelijks worden toegelicht door belangenbehartigers. Volgens het hof was deze toelichting niet voldoende om vast te stellen dat er sprake was van kosten gemaakt voor het vaststellen van schade.
Hoge Raad en de kosten tot het vaststellen van de schade
Advocaat-generaal Lindenbergh geeft een heldere uiteenzetting van de vragen die voorliggen in deze zaak.3 Deze vragen zijn ook in algemene zin van belang voor de verzekeringspraktijk.4
- Welke uitgaven kan men kwalificeren als redelijke kosten tot het vaststellen van de schade?
- Houdt art. 7:959 lid 1 BW alleen verband met de verzekerde som?
- Vloeit uit art. 7:959 lid 1 BW voort dat de redelijke kosten tot het vaststellen van de schade altijd onder de verzekeringsovereenkomst zijn gedekt?
a. Redelijke kosten tot het vaststellen van de schade
Ik begin met het meest overzichtelijke punt in deze zaak. Bij de Hoge Raad komt de omschrijving van de declaraties van de advocaat aan bod. De declaraties van de advocaat maken volgens de SVI-verzekeraar niet inzichtelijk welke werkzaamheden de advocaat precies heeft verricht. Er staat enkel vermeld “medisch advies” en “opstellen schadestaat”. Kortom, wordt wel voldoende omschreven of deze werkzaamheden zien op de vaststelling van de schade?
De Hoge Raad is hierover kort en maakt duidelijk dat niet valt in te zien op welke kosten die posten anders kunnen zien dan op kosten ter vaststelling van de hoogte van geleden letselschade.
In het licht van het partijdebat zijn deze werkzaamheden begrijpelijk en deze werkzaamheden komen daarom voor vergoeding in aanmerking.
Mijn visie vanuit de praktijk
Mijns inziens zijn werkzaamheden zoals het opvragen en ontvangen van een medisch advies, maar ook het opstellen van de schadestaat evident aan het letselschadeproces. Gaat het bijvoorbeeld om een beperkte omschrijving zoals “in/uit: derden”, dan behoeft dit naar mijn mening wel een nadere toelichting omdat dit niet automatisch hoeft te zien op werkzaamheden ter vaststelling van de geleden letselschade van het slachtoffer.
b. Houdt art. 7:959 lid 1 BW alleen verband met de verzekerde som?
De door de SVI-verzekeraar opgeworpen vraag is of de betekenis van art. 7:959 lid 1 BW is beperkt tot (overschrijdingen van) de verzekerde som. In art. 7:959 lid 1 BW staat vermeld dat de redelijke kosten tot het vaststellen van de schade voor rekening komen van de verzekeraar. De wetsgeschiedenis vermeldt niet dat art. 7:959 lid 1 BW alleen (overschrijdingen van) de verzekerde som betreffen, aldus advocaat-generaal Lindenbergh. Kortom, het artikel moet niet in beperkte zin worden opgevat.
c. Vloeit uit art. 7:959 lid 1 BW voort dat de redelijke kosten tot het vaststellen van de schade altijd onder de verzekeringsovereenkomst zijn gedekt?
Volgens advocaat-generaal Lindenbergh volgt uit de wet, de wetsgeschiedenis en de literatuur niet dat de redelijke kosten tot het vaststellen van de schade altijd zijn gedekt onder de verzekeringsovereenkomst.5 Is de verzekeraar met andere woorden altijd verplicht de kosten tot het vaststellen van de schade onder de verzekeringsovereenkomst te dekken? Nee, dat is niet het geval volgens advocaat-generaal Lindenbergh.
De vraag of de kosten zijn gedekt dienen altijd in het licht van de verzekeringsovereenkomst te worden beoordeeld.6 De dekking wordt beperkt door de omschrijving van de polisvoorwaarden. Deze polisvoorwaarden zijn in principe gewoon van kracht, tenzij de bepaling in strijd is met dwingend recht.7 Een bepaling over de vergoeding van de (redelijke) kosten tot het vaststellen van de schade is niet direct in strijd met dwingend recht.
Volgens de SVI-verzekeraar heeft de wetgever in art. 7:959 lid 1 BW niet bepaald dat de redelijke kosten tot het vaststellen van de schade altijd onder de verzekeringsovereenkomst gedekt moeten zijn, maar slechts alleen en voor zover uit de polisvoorwaarden een aanspraak op vergoeding van deze redelijke kosten voortvloeit en als die aanspraak niet is uitgesloten van dekking. Dit geldt ook wanneer daardoor de verzekerde som wordt overschreden.
De Hoge Raad slaat een andere weg in. Art. 7:959 lid 1 BW bepaalt dat de redelijke kosten tot het vaststellen van de schade ten laste van de verzekeraar komen, ook al zou daardoor (samen met de vergoeding van de schade) de verzekerde som worden overschreden. Het gaat daarbij om het vaststellen van de omvang van de door de verzekering gedekte schade. De verzekerde kan de kosten daarvan voor rekening van de verzekeraar brengen, zodat hij ook in dit opzicht schadeloos wordt gesteld, aldus de Hoge Raad (3.2).
De Hoge Raad vervolgt dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat in art. 7:959 lid 1 BW aansluiting is gezocht bij art. 6:96 lid 2 sub b BW. Uit dit artikel volgt dat de redelijke kosten ter vaststelling van de schade mede als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking komen. Daaruit volgt dat de redelijke kosten tot het vaststellen van de schade ingevolge art. 7:959 lid 1 BW ten laste van de verzekeraar komen. Dit geldt ook als de verzekerde som daardoor wordt overschreden.
Mag een verzekeraar hiervan afwijken in de polisvoorwaarden, zoals de SVI-verzekeraar heeft gedaan? Nee, volgens art. 7:963 lid 6 BW mag een verzekeraar van dit artikel niet afwijken voor zover de daarin bedoelde kosten niet het bedrag overschrijden dat gelijk is aan de verzekerde som en de verzekeringsnemer een consument is (r.o. 3.4).
Kortom, het lijkt erop dat de SVI-verzekeraar geen beroep kan doen op de verzekeringsvoorwaarden. De motorrijder heeft ervoor gekozen om zijn belangen niet meer door zijn rechtsbijstandsverzekeraar te laten behartigen maar door een advocaat en deze kosten zullen in dat geval door de SVI-verzekeraar vergoed moeten worden.
Conclusie
Hoewel de Hoge Raad het niet met zoveel woorden zegt volgt mijns inziens uit dit arrest dat een verzekeraar richting een consument/particulier geen beroep kan doen op de polisvoorwaarden van de SVI en daarmee geen vergoeding van (redelijke) buitengerechtelijke kosten kan weigeren ondanks dat een verzekerde zelf ervoor kiest om geen gebruik te maken van de dienstverlening van de rechtsbijstandsverzekering maar van een zelfgekozen advocaat.8 Dat betekent dat de SVI-verzekeraar de kosten van de advocaat in deze zaak zal moeten vergoeden. De verzekeraar kan de dekking op de polis bij consumenten enkel beperken als de kosten de verzekerde som overschrijden.